ZELFDIAGNOSE RIJPROGRAMMA


BHE010200102W10

• Met het rijprogramma wordt het zelfdiagnosesysteem op een goede werking gecontroleerd en kan worden gekeken of er nog andere storingscodes aanwezig zijn.

• Tijdens het rijprogramma worden de volgende systemen gecontroleerd:

- Verwarming lambdasensor
- Lambdasensor
- Driewegkatalysator
- Brandstofsysteem en bougies (op overslaan)
Opmerking
• Bestuur de auto tijdens het rijprogramma altijd op een veilige manier en leef de verkeersregels na.
• Wanneer het WDS of een vergelijkbare tester gebruikt wordt om de conditie van het controlesysteem te observeren tijdens het rijden, zorg er dan voor dat een andere monteur meegaat of sla de gegevens op in het WDS of de vergelijkbare tester met de functie PID/DATABEWAKING EN OPNAME en controleer deze gegevens later.
Aanwijzing
• De rijsnelheid en het motortoerental die door de PCM waargenomen worden, kunnen verschillen met dat wat de snelheidsmeter en de toerenteller aangeven. Gebruik het WDS of een vergelijkbare tester om de rijsnelheid te controleren.
• Als de controle van het zelfdiagnosesysteem niet voltooid wordt tijdens het rijprogramma, moeten de volgende oorzaken in ogenschouw worden genomen:
- Het zelfdiagnosesysteem heeft een storing waargenomen.
- De procedure van het rijprogramma is niet op correcte wijze voltooid.
• Door het losnemen van de accukabels wordt het geheugen gewist. Neem de accukabels niet los tijdens en na het rijprogramma.
• Op ieder tijdstip tijdens het rijprogramma kan het WDS of de vergelijkbare tester gebruikt worden om te bekijken in hoeverre de controle voltooid is. Deze controle kan gedaan worden door GEREEDHEID ZELFDIAGNOSESYSTEEM in het menu te bekijken.

Programma 1 (Procedure rijprogramma aangepast PCM-geheugen)

1. Start de motor en laat deze op temperatuur komen.

2. Controleer de volgende voorwaarden en corrigeer deze indien nodig:

• Alle elektrische verbruikers (airco, koplampen, aanjager, achterruitverwarming) zijn uitgeschakeld.
• Basis-ontstekingstijdstip en stationair toerental volgens specificatie.

3. Breng de motor onbelast op een toerental van 2.800-3.200 omw/min en laat hem langer dan 30 s draaien.

4. Laat de motor langer dan 30 s met stationair toerental draaien nadat de koelventilator is gestopt.

5. Zet het contact in stand LOCK.

Programma 3 (rijprogramma ter verificatie van reparatie van lambdasensorverwarming, verwarmde lambdasensor en driewegkatalysator)

1. Voer eerst programma 1 uit.

2. Controleer of alle elektrische verbruikers (airco, koplampen, aanjager, achterruitverwarming) zijn uitgeschakeld.

3. Rijd met de auto zoals aangegeven in de grafiek; rijd eerst volgens gebied O, dan volgens A of B gevolgd door C of D en tenslotte E of F. Het rijpatroon voordat met constante snelheid wordt gereden, is niet aangegeven.

Voor MT

Zone

Stand schakelaar

Rijsnelheid (km/h {mph})

Tijd (s)

O
Neutraal
0 {0}
T1: boven 455
A
2e
40-50 {25-31}
T2: boven 30
B
3e
65-75 {41-46}
C
2e
60-75 {38-46}
T3: boven 20
D
3e
75-100 {47-62}
E
4e
50-75 {32-46}
T4: boven 120
F
5e
75-100 {47-62}

Voor AT

Zone

Stand schakelaar

Rijsnelheid (km/h {mph})

Tijd (s)

O
P of N
0 {0}
T1: boven 455
A
M (3GR)
40-65 {25-40}
T2: boven 30
B
M (3GR)
65-80 {41-49}
C
M (2GR)
60-75 {38-46}
T3: boven 20
D
M (3GR)
85-95 {53-59}
E
M (4GR)
50-75 {32-46}
T4: boven 120
F
M (5GR)
75-100 {47-62}

4. Zet de auto stil en selecteer GEREEDHEID ZELFDIAGNOSESYSTEEM om te controleren in hoeverre het rijprogramma voltooid is.

• Indien voltooid verandert RFC van NEE in JA.
• Zet het contact in stand LOCK en ga terug naar stap 3 indien niet voltooid.

5. Controleer of er geen storingscodes zijn opgeslagen.