Nr.
|
VERSCHIJNSEL
|
BESCHRIJVING
|
1
|
Doorbranden hoofdzekering of andere zekering
|
-
|
2
|
Storingsindicatielampje (MIL) gaat branden
|
Storingsindicatielampje brandt ten onrechte. (Geen storingscode weergegeven)
|
3
|
Krukas draait niet rond
|
De startmotor werkt niet.
|
4
|
Moeilijk aanslaan/lang starten/onjuist aanslaan/onjuist starten
|
De krukas draait normaal rond maar de motor moet langdurig gestart worden alvorens aan te slaan.
|
5
|
Motor slaat af
|
Na starten/stationair draaien
|
De motor slaat onverwachts af bij stationair draaien of na het aanslaan.
|
6
|
KRUKAS DRAAIT NORMAAL ROND, MAAR MOTOR SLAAT NIET AAN.
|
De krukas draait normaal rond, maar de motor wil niet aanslaan.
|
7
|
Zakt langzaam terug naar stationair
|
De motor heeft meer tijd nodig om weer stationair te gaan draaien dan normaal.
|
8
|
Motor draait rauw/onregelmatig stationair
|
Het motortoerental fluctueert tussen het voorgeschreven stationair toerental en een lager toerental en de motor schudt overmatig.
|
9
|
Hoog stationair toerental/nadieselen
|
Het motortoerental blijft verhoogd na de opwarmfase.
De motor blijft draaien nadat het contact in stand LOCK is gezet.
]Naverbranding uitlaatgas
|
10
|
Laag stationair toerental/afslaan tijdens deceleratie
|
De motor slaat onverwachts af aan het begin van de deceleratie of net erna.
Naverbranding uitlaatgas
|
11
|
Motor slaat af
|
Acceleratie/constante snelheid
|
De motor slaat onverwachts af aan het begin van of tijdens acceleratie.
De motor slaat onverwachts af tijdens het rijden met constante snelheid.
|
Motor draait onregelmatig
|
Acceleratie/constante snelheid
|
Het motortoerental fluctueert tijdens acceleratie of het rijden met constante snelheid.
|
Slaat over
|
Acceleratie/constante snelheid
|
De motor slaat over tijdens acceleratie of bij het rijden met constante snelheid.
|
Bokken/schudden
|
Acceleratie/constante snelheid/deceleratie
|
De auto bokt/schudt tijdens acceleratie, bij constante snelheid of tijdens deceleratie.
|
Inhouden/stotteren
|
Acceleratie
|
Korte pauze aan het begin van de acceleratie of tijdens de acceleratie.
|
Toerentalschommelingen
|
Acceleratie/constante snelheid
|
Tijdelijke kleine onregelmatigheid in de vermogensafgifte van de motor.
|
12
|
Gebrek aan vermogen
|
Acceleratie/constante snelheid
|
De motor levert te weinig vermogen onder belasting (bijv. weinig vermogen wanneer de auto een helling oprijdt.)
|
13
|
Pingelen/kloppen
|
Acceleratie/constante snelheid
|
Het geluid dat ontstaat wanneer het lucht/brandstofmengsel ontstoken wordt door iets anders dan de bougie (bijvoorbeeld een hot spot in de verbrandingskamer).
|
14
|
Hoog brandstofverbruik
|
Het brandstofverbruik is overmatig hoog.
|
15
|
Uitlaatgassen
|
Voldoet niet aan de uitlaatgastest.
|
16
|
Hoog olieverbruik/lekkage
|
Overmatig olieverbruik.
|
17
|
Problemen door het koelsysteem
|
Oververhitting
|
De motor draait bij een hogere temperatuur dan normaal/raakt oververhit.
|
18
|
Problemen door het koelsysteem
|
Blijft koud
|
De motor komt niet op de normale bedrijfstemperatuur.
|
19
|
Roken
|
Blauwe, zwarte of witte rook uit de uitlaat.
|
20
|
Brandstofstank (in motorruimte)
|
Geur van benzine of zichtbare lekken.
|
21
|
Motorgeluid
|
Motorgeluid van onder de motorkap.
|
22
|
Problemen met trillingen (motor)
|
Trillingen van onder de motorkap of van de aandrijflijn.
|
23
|
Airco werkt niet voldoende.
|
De magneetkoppeling van de aircocompressor wordt niet bekrachtigd wanneer de airconditioning wordt ingeschakeld.
|
24
|
Airco altijd aan of aircocompressor draait continu
|
De magneetkoppeling van de aircocompressor ontkoppelt niet.
|
25
|
De airconditioning wordt niet uitgeschakeld bij volgas
|
De magneetkoppeling van de aircocompressor ontkoppelt niet bij volgas.
|
26
|
Uitlaatgas ruikt naar zwavel
|
Geur van rotte eieren uit de uitlaat.
|
27
|
Staat van bougie
|
Toestand bougies onjuist.
|
28
|
AT-problemen
|
Opschakelen/terugschakelen/inschakelen
|
Problemen van de automatische transmissie die geen verband houden met de prestaties van de motor.
|