STORINGZOEKEN BIJ AF EN TOE OPTREDENDE STORINGEN


BHE010300103W30

Trillingsmethode

1. Volg onderstaande stappen als het probleem optreedt of erger wordt bij het rijden op een slechte weg of bij motortrillingen.

Aanwijzing
• Er zijn meerdere manieren waarop trillingen van de auto of van de motor een elektrische storing kunnen veroorzaken. Gecontroleerd moet onder meer worden:
- Of de stekkers goed aangesloten zijn.
- Of de bedrading niet onder spanning staat.
- Of de bedrading niet strak over steunen of bewegende onderdelen ligt.
- Of de bedrading op voldoende afstand van hete onderdelen ligt.
• Verkeerd liggende, onjuist bevestigde of losse bedrading kan knel komen te zitten tussen onderdelen.
• De belangrijkste punten die gecontroleerd moeten worden zijn stekkerverbindingen en de plaatsen waar de bedrading door schutbord, carrosseriepanelen enz. heen gevoerd wordt.

Controlemethode voor stekkerschakelaars en bedrading

1. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Zet het contact in stand ON (motor uit).

Aanwijzing
• Volg onderstaande stappen bij stationair draaiende motor als de motor start en aanslaat.

3. Selecteer de PID's voor de schakelaars die u wilt controleren.

4. Zet de schakelaar met de hand aan.

5. Beweeg alle stekkers en de bedrading in verticale en horizontale richting iets heen en weer en kijk daarbij naar de PID.

• Controleer op slecht contact als de PID-waarde instabiel is.

Controlemethode voor sensorstekkers en bedrading

1. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Zet het contact in stand ON (motor uit).

Aanwijzing
• Volg onderstaande stappen bij stationair draaiende motor als de motor start en aanslaat.

3. Selecteer de PID's voor de schakelaars die u wilt controleren.

4. Beweeg alle stekkers en de bedrading in verticale en horizontale richting iets heen en weer en kijk daarbij naar de PID.

• Controleer op slecht contact als de PID-waarde instabiel is.

Controlemethode voor sensoren

1. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Zet het contact in stand ON (motor uit).

Aanwijzing
• Volg onderstaande stappen bij stationair draaiende motor als de motor start en aanslaat.

3. Selecteer de PID's voor de schakelaars die u wilt controleren.

4. Tik met uw vinger zachtjes tegen de sensor.

• Controleer op slecht contact en/of incorrect geplaatste sensor als de PID-waarde instabiel is of er een storing optreedt.

Controlemethode voor servo's en relais

1. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Zet het contact in stand ON (motor uit).

Aanwijzing
• Volg onderstaande stappen bij stationair draaiende motor als de motor start en aanslaat.

3. Bereid de CONTROLE VOOR UITGANGSSIGNALEN voor de servo's en relais die u wilt controleren voor.

4. Beweeg de servo of het relais gedurende 3 s met de hand nadat de statuscontrole uitgangssignaal is geactiveerd.

• Controleer op slecht contact en/of incorrect geplaatste servo of relais als een variabel klikgeluid hoorbaar is.

Aanwijzing
• Als een relais te hard bewogen wordt, kan het relais 'open' gaan.

Sproeimethode

Opmerking
• Verander de temperatuur en de vochtigheid indirect door water op de voorzijde van de radiateur te spuiten.
• Als een auto last heeft van waterlekkage, bestaat de kans dat er water in de elektronische module terechtkomt. Bij het testen van een auto met waterlekkage, moet dan ook uiterste voorzichtigheid in acht worden genomen.

Voer de volgende stappen uit als het probleem zich alleen voordoet bij een hoge luchtvochtigheid of bij regen/sneeuw.

1. Sluit voor het controleren van sensoren of schakelaars WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Zet het contact in stand ON (motor uit).

Aanwijzing
• Volg onderstaande stappen bij stationair draaiende motor als de motor start en aanslaat.

3. Selecteer PID's voor de sensoren of schakelaars die u wilt controleren.

4. Als u een schakelaar controleert, zet deze dan met de hand aan.

5. Spuit water op de auto of rijd met de auto door een wasstraat.

• Repareer of vervang het betreffende onderdeel als de PID-waarde instabiel is of er een storing optreedt.