CONTROLE OLIEDOSEERPOMP


BHE011114100W03

Controle spanning oliedoseerpomp

1. Neem de stekker (6-polig) van de oliedoseerpomp los.

2. Meet de spanning op aansluiting C en D.

• Als deze niet aan de specificatie voldoet, moet de bedrading worden gerepareerd of vervangen.
Spanning
Accuspanning [Contact in stand ON, 20°C {68°F}]

Controle weerstand oliedoseerpomp

1. Neem de stekker (6-polig) van de oliedoseerpomp los.

2. Meet met een tester de weerstand tussen aansluiting D-B, D-F, C-A, en C-E.

• Als deze niet aan de specificatie voldoet, vervang dan de oliedoseerpomp.
Weerstand
30,6-35,6 ohm [20°C {68°F}]

Controle weerstand positieschakelaar

1. Laat de motor stationair draaien.

2. Zet de motor af.

3. Neem de stekker (3-polig) van de oliedoseerpomp los.

4. Meet met een tester de weerstand van de spoel tussen aansluiting A en C.

• Als deze niet aan de specificatie voldoet, vervang dan de oliedoseerpomp.
Weerstand
400 ohm of minder [20°C {68°F}]

Controle oliesproeier

1. Verwijder de oliesproeier.

2. Zet met een vacuümpomp een vacuüm van 66,5 kPa {0,68 kg/cm2, 9,65 psi} of meer op aansluiting A van de oliesproeier en controleer of het vacuüm gehandhaafd wordt.

• Als de druk van het vacuüm binnen 1 minuut 2,66 kPa {0,027 kg/cm2, 0,39 psi} daalt, vervang dan de oliesproeier.

Controle op olielekkage

1. Laat de motor stationair draaien.

2. Controleer de contactvlakken tussen de oliedoseerpomp en het voorste deksel, en de aansluitingen van de olieleiding op olielekkage.

• Repareer of vervang defecte onderdelen.

Controle op verstopping

1. Controleer of er olieverstopping is in de volgende onderdelen.

• Repareer of vervang verstopte onderdelen.
- Olieleidingen
- Oliesproeiers
- Holle bouten oliedoseerpomp (tussen olieleidingen en oliedoseerpomp)