CONTROLE REGELKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE

1. Verwijder de regelklep secundaire luchtinjectie. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN REGELKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)

2. Controleer of er geen luchtstroom is tussen opening A en B van de regelklep secundaire luchtinjectie.

• Vervang de regelklep secundaire luchtinjectie als er een luchtstroom is. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN REGELKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)

3. Sluit de vacuümpomp aan op de regelklep secundaire luchtinjectie.

4. Zet een onderdruk van ongeveer 60 kPa {0,61 kg/cm², 8,7 psi} op de servo van de regelklep secundaire luchtinjectie.

Opmerking

• Omdat de servo van de regelklep secundaire luchtinjectie beschadigd kan zijn, mag de overdruk of onderdruk die op de servo wordt gezet niet hoger zijn dan 100 kPa {1,02 kg/cm², 14,5 psi}.

5. Blaas lucht door opening A en controleer of er een luchtstroom is.

• Vervang de regelklep secundaire luchtinjectie als er geen luchtstroom is. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN REGELKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)

6. Blaas lucht door opening B en controleer of er geen luchtstroom is.

• Vervang de regelklep secundaire luchtinjectie als er een luchtstroom is. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN REGELKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)