CONTROLE POMP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE

Controle druk pomp secundaire luchtinjectie

Zonder WDS of een vergelijkbare tester

1. Verwijder de luchtslang tussen de pomp secundaire luchtinjectie en de regelklep secundaire luchtinjectie aan de zijde van de regelklep secundaire luchtinjectie.

2. Plaats SST met behulp van tape op de zijde van de regelklep secundaire luchtinjectie om te voorkomen dat er lucht lekt.

3. Plaats de PCM ergens waar hij niet in de weg zit en laat de stekkers aangesloten. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN PCM.)

4. Start de motor, schakel alle elektrische verbruikers uit en laat de motor stationair draaien nadat deze op bedrijfstemperatuur is.

5. Leg aansluiting A van het relais pomp secundaire luchtinjectie aan massa en bedien de pomp secundaire luchtinjectie.

Opmerking

• Sluit de voorgeschreven aansluiting kort bij het aan massa leggen van het relais pomp secundaire luchtinjectie. Het kortsluiten van de foute aansluiting kan leiden tot defecten.

• Schakel de pomp secundaire luchtinjectie niet langer dan 1 minuut in om beschadiging van de pomp te voorkomen.

• Stop de motor en laat de pomp secundaire luchtinjectie minimaal 1 uur afkoelen alvorens hem opnieuw in te schakelen.

6. Controleer of de druk van de pomp secundaire luchtinjectie aan de specificatie voldoet.

• Controleer het volgende als de druk niet aan de specificatie voldoet:

- Spanning op PCM-aansluiting 4O

- Relais pomp secundaire luchtinjectie

• Als deze aan de specificaties voldoen, controleer dan de doorverbinding van de pomp secundaire luchtinjectie.

Druk pomp secundaire luchtinjectie

13,7 kPa {0,14 kg/cm², 1,99 psi} of meer

Gebruik van het WDS of een vergelijkbare tester

1. Verwijder de luchtslang tussen de pomp secundaire luchtinjectie en de regelklep secundaire luchtinjectie aan de zijde van de regelklep secundaire luchtinjectie.

2. Plaats SST met behulp van tape op de zijde van de regelklep secundaire luchtinjectie om te voorkomen dat er lucht lekt.

3. Start de motor, schakel alle elektrische verbruikers uit en laat de motor stationair draaien nadat deze op bedrijfstemperatuur is.

4. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

5. Zet de PID AIP RLY in de stand AAN met de simulatiefunctie.

Opmerking

• Sluit de voorgeschreven aansluiting kort bij het aan massa leggen van het relais pomp secundaire luchtinjectie. Het kortsluiten van de foute aansluiting kan leiden tot defecten.

• Schakel de pomp secundaire luchtinjectie niet langer dan 1 minuut in om beschadiging van de pomp te voorkomen.

• Stop de motor en laat de pomp secundaire luchtinjectie minimaal 1 uur afkoelen alvorens hem opnieuw in te schakelen.

6. Controleer of de druk van de pomp secundaire luchtinjectie aan de specificatie voldoet.

• Controleer het volgende indien niet volgens specificatie:

- Spanning op PCM-aansluiting 4O

- Relais pomp secundaire luchtinjectie

• Als deze aan de specificaties voldoen, controleer dan de doorverbinding van de pomp secundaire luchtinjectie.

Druk pomp secundaire luchtinjectie

13,7 kPa {0,14 kg/cm², 1,99 psi} of meer

Controle van doorverbinding

1. Neem de minkabel van de accu los. (Zie Verwijderen/plaatsen accu.)

2. Neem de stekker van de pomp secundaire luchtinjectie los.

3. Controleer de doorverbinding tussen aansluiting A en B van de pomp secundaire luchtinjectie.

• Controleer de bijbehorende bedrading als er doorverbinding is.

• Vervang de pomp secundaire luchtinjectie als er geen doorverbinding is. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN POMP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)