CONTROLE VOORSTE LAMBDASENSOR

Aanwijzing

• Volg eerst het storingzoekschema voordat u de volgende controle uitvoert. (Zie Storingzoekprocedure.)

Controle stroom voorste lambdasensor

1. Breng de motor op bedrijfstemperatuur.

2. Controleer met het WDS of een vergelijkbare tester of de stroom van de voorste lambdasensor (PID O2S11) overeenkomt met de waarden in de tabel.

• Vervang de voorste lambdasensor als dit niet het geval is, ook al zitten er geen defecten in de bijbehorende bedrading. (Zie PLAATSEN/VERWIJDEREN VOORSTE LAMBDASENSOR.)

Stroom voorste lambdasensor

Toestand motor	Stroom (mA)
Tijdens accelereren	Positieve waarde
Tijdens decelereren	Negatieve waarde

Controle weerstand voorste lambdasensor

1. Neem de stekker van de voorste lambdasensor los.

2. Meet de weerstand tussen aansluiting C en D van de voorste lambdasensor.

• Als deze niet aan de specificaties voldoet, vervang dan de voorste lambdasensor. (Zie PLAATSEN/VERWIJDEREN VOORSTE LAMBDASENSOR.)

Weerstand verwarming voorste lambdasensor

2,16-2,90 ohm [20°C {68°F}]

Controle van circuit op onderbreking/kortsluiting

1. Neem de PCM-stekker los.

2. Neem de stekker van de voorste lambdasensor los.

3. Controleer de volgende bedrading op onderbreking en kortsluiting. (Controle van doorverbinding)

Onderbreking

• Als er geen doorverbinding is in de volgende bedrading, is er een onderbreking. Repareer of vervang de bedrading.

- Aansluiting A voorste lambdasensor en PCM-aansluiting 2B

- Aansluiting B voorste lambdasensor en PCM-aansluiting 2C

- Aansluiting C voorste lambdasensor en aansluiting C hoofdrelais

- Aansluiting D voorste lambdasensor en PCM-aansluiting 1V

Kortsluiting

• Als er doorverbinding is in de volgende bedrading, is er een kortsluiting. Repareer of vervang de bedrading.

- Aansluiting A verwarmde lambdasensor en massa

- Aansluiting A voorste lambdasensor en voeding

- Aansluiting B voorste lambdasensor en massa

- Aansluiting B voorste lambdasensor en voeding

- Aansluiting D voorste lambdasensor en massa