CONTROLE TURBINEWIELSENSOR


BHE051319200W06

Opmerking
• Water of vuil in de stekker kan slecht contact of corrosie veroorzaken. Zorg ervoor dat er geen water of vuil in de stekker komt als deze losgenomen wordt.

Visuele controle

1. Verwijder de turbinewielsensor. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN TURBINEWIELSENSOR.)

2. Zorg ervoor dat er geen metaalslijpsel en dergelijke op de turbinewielsensor aanwezig is.

• Reinig de turbinewielsensor als er metaalslijpsel aanwezig is.

3. Plaats de turbinewielsensor. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN TURBINEWIELSENSOR.)

Controle onderdeel

1. Controleer met een oscilloscoop of het golfpatroon van het signaal van de turbinewielsensor naar TCM-aansluiting 2G hetzelfde is als het referentiepatroon.

• Als het werkelijke patroon afwijkt van het referentiepatroon, controleer dan het volgende en repareer defecte onderdelen:

Golfpatroon

Oorzaak storing

Geen golfpatroon (vast op maximale waarde)
• Onderbreking in bedrading tussen aansluiting A turbinewielsensor-TCM-aansluiting 2G
• Onderbreking/kortsluiting tussen aansluiting B turbinewielsensor-accu
Geen golfpatroon (vast op minimale waarde)
• Kortsluiting in bedrading tussen aansluiting A turbinewielsensor-TCM-aansluiting 2G
Maximale waarde golfpatroon is te laag
• Storing in bedrading tussen aansluiting A turbinewielsensor-TCM-aansluiting 2G
• Onvoldoende vermogen van de turbinewielsensor
Minimale waarde golfpatroon is te hoog
• Slecht contact (losse massaverbinding) tussen aansluiting C turbinewielsensor-TCM-aansluiting 2G
Golfpatroon te breed/smal
• Metaalslijpsel (verontreinigingen) op turbinewielsensor
• Toerentalschommelingen achteruitkoppelingstrommel en hoge koppelingstrommel

• Verbonden aansluitingen: 2G (+) en 2M (-)
• Instelling oscilloscoop: 5 V/DIV (Y), 250 microseconden/DIV (X)
• Meetvoorwaarden: stand M, 1e versnelling bij 20 km/h {12 mph}

2. Controleer het golfpatroon van het signaal van de turbinewielsensor opnieuw. Als de storing niet verholpen is, vervang dan de turbinewielsensor.