CONTROLE MAGNEETKLEP DAMPAFVOER


BHE011618740W01

Controle brandstofdampafvoer

Zonder WDS of een vergelijkbare tester

1. Laat de motor op temperatuur komen en laat deze dan stationair draaien.

2. Zet het contact in stand LOCK.

3. Neem de snelkoppeling naar het koolstoffilter vanaf de zijde van de motorruimte los. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN SNELKOPPELING.)

4. Start de motor en laat deze stationair draaien.

5. Controleer, als de motor op bedrijfstemperatuur is, of er geen vacuüm is door ongeveer 30 s een vinger op de snelkoppeling te houden, zoals is aangegeven in de afbeelding.

• Controleer het volgende als er wel een vacuüm is:
- Spanning op aansluitingen van PCM.
• Regeling brandstofdampafvoer
- Magneetklep dampafvoer

6. Controleer of er ongeveer 30 s na het starten van de motor een vacuüm is.

• Controleer het volgende als er een vacuüm is.
- Spanning op aansluitingen van PCM.
• Inlaatluchttemperatuur
• Regeling brandstofdampafvoer
• Openingshoek smoorklep
• Signaal geen/wel belasting
- Magneetklep dampafvoer

Gebruik van het WDS of een vergelijkbare tester

1. Laat de motor op temperatuur komen en laat deze dan stationair draaien.

2. Zet het contact in stand LOCK.

3. Neem de snelkoppeling naar het koolstoffilter vanaf de zijde van de motorruimte los. Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN SNELKOPPELING.)

4. Start de motor en laat deze stationair draaien.

5. Controleer, als de motor op bedrijfstemperatuur is, of er geen vacuüm is door ongeveer 30 s een vinger op de snelkoppeling te houden, zoals is aangegeven in de afbeelding.

• Controleer het volgende als er wel een vacuüm is:
- Spanning op aansluitingen van PCM.
• Regeling brandstofdampafvoer
- Magneetklep dampafvoer

6. Sluit de snelkoppeling aan.

7. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

8. Controleer of de motor onregelmatig stationair draait of afslaat wanneer de pulsverhouding van de magneetklep dampafvoer met de simulatiefunctie EVAPCP wordt veranderd van 0% in 100%.

• Controleer het volgende als het stationair toerental niet verandert.
(1) Zet het contact in stand ON.
(2) Controleer of de werking van de magneetklep dampafvoer te horen is wanneer de pulsverhouding van de magneetklep met de simulatiefunctie EVAPCP wordt veranderd van 0% in 50%.
• Controleer het volgende als de werking niet te horen is.
- Vacuümslang: loszitten, beschadiging (bovenste deel spruitstuk-magneetklep dampafvoer-koolstoffilter)
- Bedrading, stekkers: onderbreking (aansluiting D hoofdrelais-magneetklep dampafvoer-PCM-aansluiting 2P)
• Controleer het volgende als de werking niet te horen is.
- Magneetklep dampafvoer

Controle luchtstroom

1. Neem de minkabel van de accu los. (Zie Verwijderen/plaatsen accu.)

2. Verwijder het bovenste deel van het spruitstuk. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN LUCHTINLAATSYSTEEM.)

3. Verwijder de magneetklep dampafvoer.

4. Controleer de luchtstroom tussen de openingen onder de volgende omstandigheden:

• Controleer de bijbehorende bedrading als er een luchtstroom is.
• Vervang de magneetklep dampafvoer als er geen luchtstroom is.