CONTROLE DYNAMO


BHE011718300W02

Opmerking
• Zet geen directe accuspanning op aansluiting D van de dynamo, anders kunnen de inwendige onderdelen (vermogenstransistor) van de dynamo beschadigd raken.

Laadstroomcontrolelampje

1. Controleer of de accu geheel geladen is.

2. Controleer of de doorbuiging/spanning van de aandrijfriem aan de specificaties voldoet. (Zie CONTROLE DOORBUIGING/SPANNING AANDRIJFRIEM.)

3. Zet het contact in stand ON en controleer of het laadstroomcontrolelampje gaat branden.

• Als het laadstroomcontrolelampje niet gaat branden, controleer dan het controlelampje en de bedrading.
- Controleer de PCM als het laadstroomcontrolelampje en de bedrading in orde zijn.

4. Controleer of het laadstroomcontrolelampje uitgaat nadat de motor is aangeslagen.

• Als het lampje niet uitgaat, controleer dan of een van de volgende storingscodes in het zelfdiagnosesysteem wordt weergegeven: P0112, P0113, P2502, P2503, P2504. (Zie STORINGSCODETABEL.)

Dynamo

Spanning

1. Controleer of de accu geheel geladen is.

2. Controleer of de doorbuiging/spanning van de aandrijfriem aan de specificaties voldoet. (Zie CONTROLE DOORBUIGING/SPANNING AANDRIJFRIEM.)

3. Schakel alle elektrische verbruikers uit.

4. Start de motor en controleer of de dynamo soepel ronddraait zonder bijgeluiden als de motor draait.

5. Meet met een tester de spanning op elke aansluiting.

Standaardspecificatie

Aansluiting

Contact in stand ON (V)

Motor draait stationair (V) [20°C {68°F}]

B
B+
13,0-15,0
P
Ongeveer 1,0 of minder
Ongeveer 3,0-8,0
D
Ongeveer 0
*

* :
Schakel de volgende elektrische verbruikers in en controleer of de spanning stijgt.
• Koplampen
• Aanjagermotor
• Achterruitverwarming

Stroomsterkte

1. Controleer of de accu geheel geladen is.

2. Controleer of de doorbuiging/spanning van de aandrijfriem aan de specificaties voldoet. (Zie CONTROLE DOORBUIGING/SPANNING AANDRIJFRIEM.)

3. Neem de minkabel van de accu los.

4. Sluit tussen aansluiting B van de dynamo en de bedrading een tester aan die een stroomsterkte van 120 A of meer kan meten.

5. Sluit de minkabel van de accu aan.

6. Schakel alle elektrische verbruikers uit.

7. Start de motor.

8. Verhoog het motortoerental van 2.000-2.500 omw/min.

9. Schakel de volgende elektrische verbruikers in en controleer of het stroomverbruik toeneemt.

• Koplampen
• Aanjagermotor
• Achterruitverwarming
Aanwijzing
• De stroom die nodig is voor het te leveren vermogen varieert aan de hand van de ingeschakelde elektrische verbruikers.

Referentiewaarde

Maximale stroom voor elektrische verbruikers (afhankelijk van belasting)

[Omstandigheden] buitenluchttemperatuur: 20°C {68°F}, spanning: 13,0-15,0 V, motor op bedrijfstemperatuur

Motortoerental (omw/min)

Stroom op aansluiting B (A)

1.000
0*-70
2.000
0*-97

* :
De ondergrens moet groter zijn dan 0 A.