CONTROLE VEILIGHEIDSGORDEL


BHE081157630W05

Bedrading

1. Controleer of de veiligheidsgordel goed gemonteerd is en niet gedraaid of geknikt is.

2. Controleer of de veiligheidsgordel niet beschadigd is en de metalen bevestigingspunten niet vervormd zijn.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

ELR

1. Controleer of de gordel soepel naar buiten getrokken kan worden en soepel oprolt.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

2. Controleer of de gordel blokkeert als de gordel snel naar buiten getrokken wordt.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

3. Verwijder de blokkeerinrichting.

4. Controleer of het gordelmechanisme niet blokkeert als de blokkeerinrichting langzaam omhoog bewogen wordt tot 15° vanaf de montagestand en blokkeert als de blokkeerinrichting omhoog bewogen wordt tot 40° of meer.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

ALR

1. Trek de gordel geheel naar buiten en de blokkeermethode wijzigt van ELR in ALR.

2. Controleer of de blokkeerinrichting een klikkend geluid maakt als de gordel langzaam oprolt. Als er geen klikkend geluid hoorbaar is, is de blokkeermethode niet veranderd naar ALR. Herhaal indien nodig de procedure vanaf stap 1.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

3. Controleer of de gordel blokkeert als hij uitgetrokken wordt.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

4. Controleer of de blokkeermethode wijzigt naar ELR als de gordel geheel uitgetrokken is.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

Gordelkrachtbegrenzer

Waarschuwing
• Als de gordelkrachtbegrenzer in werking treedt, wrijven riem en blokkering met grote kracht over elkaar waardoor een spoor van slijtage ontstaat. Als een gordel daarna nog gebruikt wordt, zal deze niet op de juiste manier werken en bestaat de kans op ernstige verwondingen van de inzittenden van de auto. Vervang een gordel altijd als de gordelkrachtbegrenzer gewerkt heeft.

1. Als de auto betrokken is geweest bij een ongeval, trek de gordel dan uit de blokkeerinrichting en controleer of er geen spoor van slijtage is (de gordelkrachtbegrenzing heeft niet gewerkt) door visuele controle en voelen aan de gordel.

• Vervang de veiligheidsgordel indien er een defect aanwezig is.

Ontgrendeling veiligheidsgordel

1. Sluit alle portieren (portierschakelaar UIT) zonder dat de gordels in de sluitingen zitten.

2. Open een van de voorportieren en druk met de hand de portierschakelaar in (portierschakelaar UIT).

3. Laat de portierschakelaar los (portierschakelaar AAN) en luister of de ontgrendelmagneetkleppen geluid maken.

• Controleer bij een defect de volgende onderdelen:
- Ontgrendelmagneetklep (Zie CONTROLE ONTGRENDELMAGNEETKLEP.)
- Portierschakelaar (Zie CONTROLE PORTIERSCHAKELAAR.)
- Module centrale portiervergrendeling (Zie CONTROLE MODULE CENTRALE PORTIERVERGRENDELING.)

4. Open alle portieren (portierschakelaar AAN) zonder dat de gordels in de sluitingen zitten.

5. Controleer als een van de veiligheidsgordels vóór in de sluiting wordt gestoken (gespschakelaar AAN) of de ontgrendelmagneetklep van de desbetreffende gordel geluid maakt (ontgrendelmagneetklep UIT).

• Controleer bij een defect de volgende onderdelen:
- Ontgrendelmagneetklep (Zie CONTROLE ONTGRENDELMAGNEETKLEP.)
- Gespschakelaar (Zie CONTROLE GESPSCHAKELAAR VÓÓR.)
- Module centrale portiervergrendeling (Zie CONTROLE MODULE CENTRALE PORTIERVERGRENDELING.)