ONDERDELEN STARTBLOKKERING VERVANGEN/SLEUTEL TOEVOEGEN EN WISSEN


BHE091467002W02

Voorwoord

• De startblokkering dient met het WDS of een vergelijkbare tester gereset te worden na het uitvoeren van de volgende werkzaamheden: vervangen van de module van de centrale portiervergrendeling, de PCM of beide of na het wissen van de ID-codes. Totdat dit gebeurd is, kan de motor niet worden gestart.

• Er zijn twee methodes voor het registreren van een extra sleutel: Met het WDS of een vergelijkbare tester of met twee geregistreerde sleutels.

• Raadpleeg de volgende tabel bij het vervangen van één van de onderdelen, bij het toevoegen of wissen van sleutels of bij het uitvoeren van een andere functie van de startblokkering en voer de bijbehorende procedure (nr. 1 t/m 5) uit.

Omstandigheden

Benodigdheden voor het uitvoeren van de procedure (van tevoren klaarleggen)

Waarschuwing

Nr.

Maken van een reservesleutel als er al twee sleutels zijn geregistreerd. Of registreren van een extra sleutel.
• Sleutel voor registratie
• Als er eerder sleutels zijn geregistreerd met het WDS of een vergelijkbare tester, moet deze tester ook worden gebruikt om extra sleutels te registreren. Voer in dat geval procedure nr. 2 uit.
1
Maken van een reservesleutel als er een of geen sleutels zijn waarmee de auto kan worden gestart. Of registreren van een extra sleutel.
• Sleutel voor registratie
• WDS of vergelijkbaar
-
2
Wissen van eerder geregistreerde ID-codes.
• Te registreren sleutels (twee of meer)
• WDS of vergelijkbaar
• Alle geregistreerde ID-codes zijn gewist.
• Na het wissen van de ID-codes kan de motor niet worden gestart, totdat de sleutels opnieuw zijn geregistreerd. Controleer eerst of de klant alle sleutels heeft ingeleverd.
• Na het wissen van de ID-codes kan de motor niet worden gestart, totdat er twee of meer sleutels zijn geregistreerd.
• De te registreren sleutels (minimaal twee) hoeven niet nieuw te zijn. Elke sleutel waarmee voor het begin van de procedure de motor kon worden gestart kan worden gebruikt.
3
Vervangen van alle sleutels. (Als het contactslot wordt vervangen of in soortgelijke situaties)
• Nieuwe sleutels (minimaal twee)
• WDS of vergelijkbaar
• Als het contactslot wordt vervangen, kunnen de oude sleutels niet meer worden gebruikt. Houd minimaal twee nieuwe sleutels gereed alvorens de procedure te starten.
• Na het vervangen van het contactslot kan de motor niet worden gestart, totdat de sleutels zijn geregistreerd.
3
Wijzigen van methode voor het registreren van extra sleutels. (Uitschakelen van de mogelijkheid om nieuwe sleutels te registreren met behulp van twee geregistreerde sleutels.)
• WDS of vergelijkbaar
• Na het uitvoeren van deze procedure is het niet meer mogelijk om sleutels toe te voegen via procedure nr. 1. Het is wel mogelijk het systeem weer in de oorspronkelijke stand te zetten. Het wijzigen van de instellingen kan alleen met het WDS of een vergelijkbare tester.
4
Wijzigen van methode voor het registreren van extra sleutels. (Inschakelen van de mogelijkheid om nieuwe sleutels te registreren met behulp van twee geregistreerde sleutels.)
• WDS of vergelijkbaar
• Dit is de standaardinstelling bij nieuwe auto's.
4
Vervangen van module centrale portiervergrendeling.
• Nieuwe module centrale portiervergrendeling
• Te registreren sleutels (twee of meer)
• WDS of vergelijkbaar
• Na het vervangen kan de motor niet worden gestart, totdat de sleutels opnieuw zijn geregistreerd. Controleer eerst of de klant alle sleutels heeft ingeleverd.
• Na het vervangen kan de motor niet worden gestart, totdat er minimaal twee sleutels zijn geregistreerd.
• De te registreren sleutels (minimaal twee) hoeven niet nieuw te zijn. Elke sleutel waarmee voor het begin van de procedure de motor kon worden gestart kan worden gebruikt.
5
Vervangen van PCM.
• Nieuwe PCM
• WDS of vergelijkbaar
-
5
Vervangen van PCM en module centrale portiervergrendeling.
• Nieuwe PCM
• Nieuwe module centrale portiervergrendeling
• Te registreren sleutels (twee of meer)
• WDS of vergelijkbaar
• Na het vervangen kan de motor niet worden gestart, totdat de sleutels opnieuw zijn geregistreerd. Controleer eerst of de klant alle sleutels heeft ingeleverd.
• Na het vervangen kan de motor niet worden gestart, totdat er minimaal twee sleutels zijn geregistreerd.
• De te registreren sleutels (minimaal twee) hoeven niet nieuw te zijn. Elke sleutel waarmee voor het begin van de procedure de motor kon worden gestart kan worden gebruikt.
5
Vervangen van spoel.
• Nieuwe spoel
• Het is niet noodzakelijk om de startblokkering te resetten.
-
Vervangen van instrumentenpaneel.
• Nieuw instrumentenpaneel
• Het is niet noodzakelijk om de startblokkering te resetten.
-

Opmerking
• Onder de volgende omstandigheden kunnen er communicatiestoringen tussen sleutel en auto ontstaan, waardoor de motor niet start of de sleutel verkeerd wordt geregistreerd. Registreer geen sleutels onder de volgende omstandigheden:
- Als één van de volgende voorwerpen zich te dicht in de buurt van de sleutel bevinden.
• Reservesleutels
• Sleutels van andere auto's met startblokkering
• Metalen voorwerpen
• Elektronische apparaten en (bank)pasjes met een magneetstrip

Aanwijzing
• In de volgende procedures wordt met een 'geregistreerde sleutel' een sleutel bedoeld waarmee de motor kan worden gestart.
• Controleer na het toevoegen/registreren van sleutel, het wissen van de ID-codes en het vervangen van een onderdeel van de startblokkering of de motor met alle sleutels binnen 5 seconden kan worden gestart.
• Wacht na het controleren van een sleutel ten minste 5 seconden alvorens een nieuwe sleutel in het contactslot te plaatsen.
• Herhaal de procedure vanaf het begin als de motor niet kan worden gestart met één van de geregistreerde sleutels.
• Start de motor niet voordat de registratieprocedure voor alle benodigde sleutels voltooid is. Als de motor wordt gestart tijdens het registreren van de sleutel, wordt de registratie op dat moment gestopt. Herhaal de procedure vanaf het begin als de motor wordt gestart voordat de registratie is beëindigd.
• Er dienen ten minste twee sleutels te zijn geregistreerd om de motor te kunnen starten.
• Er kunnen voor één auto maximaal acht sleutels worden geregistreerd. Het WDS of een vergelijkbare tester kan worden gebruikt om voor een bepaalde auto de ID-codes van de geregistreerde sleutels te controleren.
• Selecteer geen andere schermmenu's dan degene die zijn aangegeven in de procedures.

Nr. 1: Extra sleutel registreren (met behulp van twee geregistreerde sleutels)

Omstandigheden

• De klant heeft twee of meer geregistreerde sleutels.

Aanwijzing
• Er kunnen voor één auto maximaal acht sleutels worden geregistreerd. Als het registreren van een sleutel mislukt en storingscode 15 wordt aangegeven, zelfs als de procedure correct is uitgevoerd, controleer dan het aantal sleutels dat al geregistreerd is met behulp van de PID/DATA-functie van het WDS of een vergelijkbare tester.
• Als er al acht sleutels zijn geregistreerd en het desondanks nodig is om andere sleutels te registreren, moeten eerst de oude ID-codes worden gewist. Wis de ID-codes overeenkomstig de procedure 'Nr. 3: Sleutels vervangen (ID-codes van geregistreerde sleutels wissen, sleutels opnieuw registreren)'.

Procedure

1. Houd een extra sleutel (sleutel 3) gereed om te registreren.

2. Zet het contact met sleutel 1 in stand ON.

3. Controleer of het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gedurende ca. 3 seconden gaat branden en vervolgens uit gaat.

4. Zet het contact met sleutel 1 in stand LOCK binnen ongeveer 4 seconden nadat het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem uit is gegaan.

5. Verwijder sleutel 1.

6. Herhaal stap 2 t/m 5 met sleutel 2.

7. Herhaal stap 2 t/m 5 met sleutel 3.

8. Herhaal stap 1 t/m 7 om, op dezelfde manier als voor sleutel 3, extra sleutels te registreren.

Nr. 2: Extra sleutel registreren (met behulp van WDS of vergelijkbare tester)

Omstandigheden

• De klant heeft één geregistreerde sleutel. Of de klant heeft geen geregistreerde sleutels. (Kan ook worden uitgevoerd bij 2 of meer geregistreerde sleutels)

Aanwijzing
• Er kunnen voor één auto maximaal acht sleutels worden geregistreerd. Als het registreren van een sleutel mislukt en storingscode 15 wordt aangegeven, zelfs als de procedure correct is uitgevoerd, controleer dan het aantal sleutels dat al geregistreerd is met behulp van de PID/DATA-functie van het WDS of een vergelijkbare tester.
• Als er al acht sleutels zijn geregistreerd en het desondanks nodig is om andere sleutels te registreren, moeten eerst de oude ID-codes worden gewist. Wis de ID-codes overeenkomstig de procedure 'Nr. 3: Sleutels vervangen (ID-codes van geregistreerde sleutels wissen, sleutels opnieuw registreren)'.

Procedure

1. Houd een sleutel (sleutel 1) gereed om te registreren.

2. Zet het contact met sleutel 1 in stand ON.

Aanwijzing
• Alhoewel het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat knipperen en storingscode 15 wordt weergegeven, duidt dit niet op een onjuist verloop van de procedure. Vervolg de procedure op de aangegeven manier.

3. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

4. Selecteer het menu 'Body/Security/Pats function' (functie carrosserie/veiligheid/PATS) van het WDS of een vergelijkbare tester.

5. Voer de basisprogrammering uit met het WDS of een vergelijkbare tester. (Zie Nr. 6: Basisprogrammering antidiefstalsysteem.)

6. Selecteer het menu 'Program Additional Ignition Key' (extra sleutel registreren) van het WDS of een vergelijkbare tester.

Aanwijzing
• Na het selecteren van dit menu verschijnt de melding 'Successful' (succesvol) op het scherm van het WDS of een vergelijkbare tester. Als deze melding verschijnt, is de sleutel in het contact geregistreerd.
• Als alle gewenste sleutels zijn geregistreerd, is met deze stap de procedure afgerond. Ga naar stap 10.
• Ga naar de volgende stap als er nog meer sleutels moeten worden geregistreerd.

7. Zet het contact in stand LOCK als het WDS of een vergelijkbare tester het menu PATS weergeeft en verwijder sleutel 1.

8. Zet het contact met de volgende te registreren sleutel in stand ON.

9. Ga terug naar stap 6.

10. Selecteer 'Exit' (einde) in het menu PATS van het WDS of een vergelijkbare tester om de procedure te beëindigen.

11. Wacht na stap 10 ten minste 10 seconden en zet dan het contact in stand LOCK.

Nr. 3: Sleutels vervangen (ID-codes van geregistreerde sleutels wissen, sleutels opnieuw registreren)

Omstandigheden

• De ID-codes zijn gewist en de klant heeft minimaal 2 sleutels om te registreren.

Procedure

1. Houd na het wissen van de ID-codes minimaal twee sleutels gereed om te registreren.

2. Zet het contact met sleutel 1 in stand ON.

Aanwijzing
• Alhoewel het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat knipperen en storingscode 15 wordt weergegeven, duidt dit niet op een onjuist verloop van de procedure. Vervolg de procedure op de aangegeven manier.

3. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

4. Selecteer het menu 'Body/Security/Pats function' (functie carrosserie/veiligheid/PATS) van het WDS of een vergelijkbare tester.

5. Voer de basisprogrammering uit met het WDS of een vergelijkbare tester. (Zie Nr. 6: Basisprogrammering antidiefstalsysteem.)

6. Selecteer het menu 'Ignition key ID number Erase" (ID-code wissen) van het WDS of een vergelijkbare tester en volg de aanwijzingen op het scherm.

7. Selecteer 'Exit' (einde) in het menu PATS van het WDS of een vergelijkbare tester om de procedure te beëindigen.

8. Wacht na stap 7 ten minste 10 seconden en zet dan met sleutel 1 het contact in stand LOCK.

9. Zet het contact met sleutel 1 in stand ON.

10. Controleer of het waarschuwingslampje minimaal 3 seconden brandt, zet het contact in stand LOCK en verwijder sleutel 1.

Aanwijzing
• Alhoewel het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat knipperen en storingscode 21 wordt weergegeven, duidt dit niet op een onjuist verloop van de procedure. Vervolg de procedure op de aangegeven manier.

11. Zet het contact met sleutel 2 in stand ON.

12. Controleer of het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gedurende ca. 3 seconden gaat branden en vervolgens uitgaat.

13. Zet, nadat gecontroleerd is of het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem uitgaat, het contact in stand LOCK en verwijder sleutel 2.

14. Herhaal stap 11 t/m 13 om, op dezelfde manier als voor sleutel 2, extra sleutels te registreren. Stap 11 t/m 13 moet voor elke sleutel binnen 1 minuut worden herhaald. Als het contact gedurende 1 minuut of langer in stand ON blijft staan, is het niet meer mogelijk om sleutels te registreren overeenkomstig stap 11 t/m 13. Registreer in dat geval extra sleutels volgens procedure 'Nr. 1: Extra sleutel registreren (met behulp van twee geregistreerde sleutels)'.

Nr. 4: Wijzigen van methode voor registreren van extra sleutels

Aanwijzing
• Deze procedure is voor het in- of uitschakelen van procedure 'Nr. 1: Extra sleutel registreren (met behulp van twee geregistreerde sleutels)'.
• De procedure is standaard ingeschakeld.
• Door het uitschakelen van de procedure kunnen er alleen extra sleutels worden geregistreerd met het WDS of een vergelijkbare tester en is het niet meer mogelijk om extra sleutels te registreren met behulp van twee geregistreerde sleutels. Deze functie kan worden gebruikt voor verhuurbedrijven of andere wagenparkbeheerders.

Procedure

1. Zet het contact met een willekeurige sleutel in stand ON. (Zowel een geregistreerde als een ongeregistreerde sleutel kan hiervoor worden gebruikt.)

Aanwijzing
• Alhoewel bij een ongeregistreerde sleutel het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat knipperen en storingscode 15 wordt weergegeven, duidt dit niet op een onjuist verloop van de procedure. Vervolg de procedure op de aangegeven manier.

2. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

3. Selecteer het menu 'Body/Security/Pats function' (functie carrosserie/veiligheid/PATS) van het WDS of een vergelijkbare tester.

4. Voer de basisprogrammering uit met het WDS of een vergelijkbare tester. (Zie Nr. 6: Basisprogrammering antidiefstalsysteem.)

5. Selecteer het menu 'Customer Spare Key Programming Enable' (inschakelen sleutel registreren door klant) of 'Customer Spare Key Programming Disable' (uitschakelen sleutel registreren door klant) van het WDS of een vergelijkbare tester. Afhankelijk van het gekozen menu wordt de methode voor het registreren van extra sleutels als volgt aangegeven:

Instelling

Methode voor registreren extra sleutel

Procedure met twee geregistreerde sleutels

Procedure met WDS of vergelijkbare tester

Customer Spare Key Programming Enable (inschakelen sleutel registreren door klant)
X
X
Customer Spare Key Programming Disable (uitschakelen sleutel registreren door klant)
-
X

X :
Procedure mogelijk
- :
Procedure niet mogelijk

6. Selecteer 'Exit' (einde) in het menu PATS van het WDS of een vergelijkbare tester om de procedure te beëindigen.

7. Wacht na stap 6 ten minste 10 seconden en zet dan het contact in stand LOCK.

Nr. 5: Resetprocedure startblokkering bij vervangen PCM en/of module centrale portiervergrendeling

Omstandigheden

• Bij vervangen van alleen PCM: geen

• Bij vervangen van alleen module centrale portiervergrendeling: minimaal twee te registreren sleutels van klant

• Bij vervangen van PCM en module centrale portiervergrendeling: minimaal twee te registreren sleutels van klant

Opmerking
• Als zowel de PCM als de module van de centrale portiervergrendeling worden vervangen, volg dan dezelfde procedure als bij het vervangen van alleen de module van de centrale portiervergrendeling.
• Begin met stap 2 als alleen de PCM wordt vervangen. In dat geval kan voor sleutel 1 elke geregistreerde sleutel worden gebruikt.
• Vervang eerst de PCM en de module van de centrale portiervergrendeling alvorens met stap 1 te beginnen.

Procedure

1. Houd minimaal twee sleutels (sleutel 1 en 2) gereed om te registreren.

2. Zet het contact met sleutel 1 in stand ON.

Aanwijzing
• Als alleen de PCM wordt vervangen: Het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat gedurende 3 seconden branden en gaat vervolgens uit.
• Als alleen de module van de centrale portiervergrendeling wordt vervangen: Alhoewel het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat knipperen en storingscode 15 wordt weergegeven, duidt dit niet op een onjuist verloop van de procedure. Vervolg de procedure op de aangegeven manier.

3. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

4. Selecteer het menu 'Body/Security/Pats function' (functie carrosserie/veiligheid/PATS) van het WDS of een vergelijkbare tester.

5. Voer de basisprogrammering uit met het WDS of een vergelijkbare tester. (Zie Nr. 6: Basisprogrammering antidiefstalsysteem.)

6. Selecteer het menu 'Parameter Reset' (parameters resetten) van het WDS of een vergelijkbare tester.

7. Voer opnieuw de basisprogrammering uit met het WDS of een vergelijkbare tester. (Zie Nr. 6: Basisprogrammering antidiefstalsysteem.)

8. Selecteer het vervangen onderdeel op het scherm van het WDS of een vergelijkbare tester.

• Als alleen de PCM wordt vervangen: Selecteer 'PCM'.
• Als alleen de module van de centrale portiervergrendeling wordt vervangen: Selecteer 'RKE'.
Aanwijzing
• Selecteer op dit moment geen andere onderdelen uit het menu van het WDS of een vergelijkbare tester.

9. Selecteer 'Exit' (einde) in het menu PATS van het WDS of een vergelijkbare tester om de procedure te beëindigen.

10. Wacht na stap 9 ten minste 10 seconden en zet dan met sleutel 1 het contact in stand LOCK.

11. Zet het contact met sleutel 1 in stand ON.

Aanwijzing
• Als alleen de PCM wordt vervangen: Het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat gedurende 3 seconden branden en gaat vervolgens uit.
• Als alleen de module van de centrale portiervergrendeling wordt vervangen: Alhoewel het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gaat knipperen en storingscode 21 wordt weergegeven, duidt dit niet op een onjuist verloop van de procedure. Vervolg de procedure op de aangegeven manier.

12. Voer de volgende procedures uit:

• Als alleen de PCM wordt vervangen: Zet, nadat gecontroleerd is of het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem uitgaat, het contact in stand LOCK. (Procedure voltooid)
• Als alleen de module van de centrale portiervergrendeling wordt vervangen: Controleer of het waarschuwingslampje minimaal 3 seconden brandt, zet het contact in stand LOCK en verwijder sleutel 1.

13. Zet het contact met sleutel 2 in stand ON.

14. Controleer of het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem gedurende ca. 3 seconden gaat branden en vervolgens uitgaat.

15. Zet, nadat gecontroleerd is of het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem uitgaat, het contact in stand LOCK en verwijder sleutel 2.

16. Herhaal stap 13 t/m 15 om, op dezelfde manier als voor sleutel 2, extra sleutels te registreren. Stap 13 t/m 15 moet voor elke sleutel binnen 1 minuut worden herhaald. Als het contact gedurende 1 minuut of langer in stand ON blijft staan, is het niet meer mogelijk om sleutels te registreren overeenkomstig stap 13 t/m 15. Registreer in dat geval extra sleutels volgens procedure 'Nr. 1: Extra sleutel registreren (met behulp van twee geregistreerde sleutels)'.

Nr. 6: Basisprogrammering antidiefstalsysteem

Aanwijzing
• De basisprogrammering dient te worden uitgevoerd bij de volgende functies: extra sleutel programmeren, ID-code wissen, in-/uitschakelen sleutel registreren door klant en parameters restten.

Procedure

1. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Selecteer het menu 'Body/Security/Pats function' (functie carrosserie/veiligheid/PATS) van het WDS of een vergelijkbare tester.

3. De basisprogrammering wordt gestart en het WDS of een vergelijkbare tester geeft de melding 'Outcode' (stuurcode).

Aanwijzing
• Als de stuurcode wordt weergeven, kan deze worden gewijzigd door het contact 5 keer vanuit stand LOCK in stand ON te zetten.

4. Voer de bij de weergegeven stuurcode horende toegangscode in.

5. Als de basiscontrole succesvol uitgevoerd is, verschijnen op het scherm van het WDS of de vergelijkbare tester de opties "Program Additional Ignition Key" (extra sleutel programmeren), "Ignition key ID number Erase" (ID-code wissen) en "Customer Spare Key Programming Enable/Disable" (in-/uitschakelen sleutel registreren door klant). Voor de functie 'Parameter Reset' (parameters resetten) dient de basiscontrole twee keer te worden uitgevoerd. Na de tweede keer wordt de functie 'Replacement Module' (te vervangen module) weergegeven.