CONTROLE MAGNEETKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE

Controle werking secundaire luchtinjectie

1. Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.

2. Breng de motor op bedrijfstemperatuur.

3. Controleer of de pomp secundaire luchtinjectie niet werkt als de motor stationair draait.

• Als de pomp secundaire luchtinjectie in werking is, controleer dan het volgende en repareer of vervang het defecte onderdeel.

- Relais pomp secundaire luchtinjectie zit vast in gesloten stand

- Massasluiting in bedrading (PCM-aansluiting 4O-aansluiting A relais pomp secundaire luchtinjectie)

4. Controleer of de werking van het relais pomp secundaire luchtinjectie en de pomp secundaire luchtinjectie te horen is als AIP RLY wordt ingeschakeld.

• Als de werking van het relais pomp secundaire luchtinjectie niet te horen is, controleer dan het volgende en repareer of vervang het defecte onderdeel.

- Relais pomp secundaire luchtinjectie blijft hangen in geopende stand

- Bedrading, stekkers: onderbreking (PCM-aansluiting 4O-pomp secundaire luchtinjectie)

- Bedrading, stekkers: onderbreking (aansluiting D hoofdrelais-aansluiting A pomp secundaire luchtinjectie)

• Als de werking van de pomp secundaire luchtinjectie niet te horen is, controleer dan het volgende en repareer of vervang het defecte onderdeel.

- Bedrading, stekkers: onderbreking of kortsluiting (accu-relais pomp secundaire luchtinjectie-aansluiting A pomp secundaire luchtinjectie)

- Bedrading, stekkers: onderbreking en kortsluiting (aansluiting B pomp secundaire luchtinjectie-massa)

5. Controleer druk pomp secundaire luchtinjectie. (Zie Controle druk pomp secundaire luchtinjectie.)

• Vervang de pomp secundaire luchtinjectie als de druk niet aan de specificatie voldoet.

6. Verwijder de vacuümslang die is aangesloten op de regelklep secundaire luchtinjectie.

7. Controleer of er onderdruk staat op de vacuümslang die wordt losgenomen terwijl de motor stationair draait.

• Als er onderdruk is, controleer dan het volgende en repareer of vervang het defecte onderdeel.

- Magneetklep secundaire luchtinjectie zit vast in geopende stand

- Bedrading en stekkers naar massa: kortsluiting (PCM-aansluiting 1O-aansluiting B magneetklep secundaire luchtinjectie)

8. Controleer of er onderdruk is als de magneetklep secundaire luchtinjectie wordt ingeschakeld met de simulatiefunctie PACTNV.

• Als er geen onderdruk is, controleer dan het volgende en repareer of vervang het defecte onderdeel.

- Magneetklep secundaire luchtinjectie zit vast in gesloten stand

- Bedrading, stekkers: onderbreking (PCM-aansluiting 1O-aansluiting B magneetklep secundaire luchtinjectie)

- Vacuümslang tussen inlaatspruitstuk, vacuümtank, magneetklep secundaire luchtinjectie en regelklep secundaire luchtinjectie (verstopping, beschadiging, slechte aansluiting)

9. Controleer de volgende PID's met de controlefunctie.

• Lambdasensor (voor) (PID O2S11)

• Relais pomp secundaire luchtinjectie (PID AIP_RLY)

10. Laat de motor op bedrijfstemperatuur komen.

11. Sluit de vacuümpomp aan op de regelklep secundaire luchtinjectie.

12. Schakel de pomp secundaire luchtinjectie in met de simulatiefunctie AIP_RLY.

Opmerking

• Schakel de pomp secundaire luchtinjectie niet langer dan 1 minuut in om beschadiging van de pomp te voorkomen.

• Laat de pomp secundaire luchtinjectie 1 uur afkoelen alvorens hem opnieuw in te schakelen.

• Controleer onmiddellijk het volgende om te voorkomen dat de katalysator oververhit raakt.

13. Controleer of de PID O2S11 een arm mengsel aangeeft wanneer er met een vacuümpomp druk wordt gezet op de pomp secundaire luchtinjectie terwijl de motor stationair draait.

• Als de PID O2S11 geen arm mengsel aangeeft, controleer dan het volgende en repareer of vervang het desbetreffende onderdeel.

- Regelklep secundaire luchtinjectie defect. (Zie CONTROLE REGELKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)

- Kanaal tussen pomp secundaire luchtinjectie en uitlaatspruitstuk (verstopping, lekkage)

Controle luchtstroom

1. Neem de minkabel van de accu los. (Zie Verwijderen/plaatsen accu.)

2. Verwijder de magneetklep secundaire luchtinjectie. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN MAGNEETKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)

3. Controleer de luchtstroom tussen de openingen onder de volgende omstandigheden:

• Controleer de bijbehorende bedrading als er geen defect is.

• Vervang de magneetklep secundaire luchtinjectie als er een defect is. (Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN MAGNEETKLEP SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE.)