5
|
MOTOR SLAAT AF- NA AANSLAAN EN BIJ STATIONAIR DRAAIEN
|
---|---|
BESCHRIJVING |
• De motor slaat onverwachts af.
|
MOGELIJKE OORZAAK |
• Geen voeding voor PCM of slechte massa
• Vacuümlekkage
• Luchtlekkage in luchtinlaatsysteem
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem (tussen luchtmassasensor en inlaatkanalen)
• Verstopping van het luchtfilter
• Onjuiste werking regelsysteem elektronisch gaspedaal
• Smoorklephuis defect (vast in geopende stand)
• Smoorklephuis defect (vast in gesloten stand)
• Slechte brandstofdruk
• Onjuiste brandstofdruk
• Drukregelaar (in brandstofpomp) defect
• Brandstofpomp mechanisch defect
• Weerstand brandstofpomp defect (onderbreking)
• Brandstoflekkage van inspuitventiel
• Inspuitventiel (FP1) (RP1) zit verstopt
• Luchtmengsysteem defect (verstopping of lekkage in luchtkanaal)
• Onderbreking of kortsluiting in brandstofpomp en bijbehorende bedrading
• Uitlaatsysteem verstopt.
• Magneetklep dampafvoer defect (zit vast in geopende stand)
• Onjuiste regeling lucht/brandstofverhouding (abnormaal signaal van thermosensor koelvloeistof naar PCM)
• Onjuiste plaatsing MAF-sensor
• Geen signaal van positiesensor excentrische as als gevolg van sensor, bedrading of verkeerde montage
• Losgeraakte stekker
• Compressie laag
• Airco werkt niet goed
• Oververhitting van motor
• Motorolie niet in orde (onjuiste viscositeit, onjuiste hoeveelheid, of verouderd)
• Bougiekabels slaan door
• Bobine defect
• Startblokkering en/of circuit defect
• Werking startblokkering in orde (Sleutel is niet geregistreerd.)
In het storingzoekschema zijn controle- en reparatieprocedures aangegeven voor het brandstofsysteem. Lees de volgende waarschuwingen alvorens werkzaamheden aan het brandstofsysteem uit te voeren:
• Het losnemen/aansluiten van de snelkoppeling zonder deze te reinigen, kan schade veroorzaken aan de brandstofleiding en snelkoppeling. Reinig daarom altijd de snelkoppeling en omgeving voor het losnemen/aansluiten, overtuig u ervan dat er geen vuil meer aanwezig is. |
Diagnoseprocedure
STAP
|
CONTROLE
|
RESULTATEN
|
ACTIE
|
---|---|---|---|
1
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Komen de volgende omstandigheden voor?
• De motor slaat niet aan.
• Storingscode B1260 wordt weergegeven.
|
Ja
|
Beide punten komen voor:
Ga naar stap 3.
|
Nee
|
Eén van beide punten komt voor:
Ga naar de volgende stap.
|
||
2
|
Slaat de motor ongeveer 2 seconden na het aanslaan weer af?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Startblokkering is in orde.
Ga naar stap 8.
|
||
3
|
Is de spoelstekker stevig aangesloten op de spoel?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Sluit de spoelstekker stevig aan.
Ga terug naar stap 2.
|
||
4
|
Brandt het waarschuwingslampje antidiefstalsysteem?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het instrumentenpaneel en de bedrading tussen de volgende aansluitingen.
• PCM-aansluiting 4V en aansluiting 1J van het instrumentenpaneel
• PCM-aansluiting 4S en aansluiting 1L van het instrumentenpaneel
|
||
5
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2 en lees de storingscodes voor de module centrale portiervergrendeling uit.
Wordt een van de volgende storingscodes aangegeven?
STORINGSCODE
B1213, B1341, B1600, B1602, B1681, B2103, B2139, B2431, U1147, U2510 |
Ja
|
Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
6
|
Controleer de bedrading tussen de volgende aansluitingen op onderbreking en kortsluiting:
• Aansluiting A bobine en aansluiting 3F module centrale portiervergrendeling
• Aansluiting B bobine en aansluiting 3E module centrale portiervergrendeling
Zijn er storingen?
|
Ja
|
Repareer of vervang de bedrading en/of stekkers.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
7
|
Controleer de bedrading tussen de volgende aansluitingen op onderbreking en kortsluiting:
• Aansluiting 3A module centrale portiervergrendeling en PCM-aansluiting 4V
• Aansluiting 3B module centrale portiervergrendeling en PCM-aansluiting 4S
Zijn er storingen?
|
Ja
|
Repareer of vervang de bedrading en/of stekkers.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
8
|
Pingelt/klopt de motor?
|
Ja
|
Ga naar storingzoekschema nr. 13: "Kloppen/pingelen - accelereren/constante snelheid".
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
9
|
Controleer het volgende:
• Vacuümaansluitingen
• Luchtfilterelement
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem
• Verstopping in luchtinlaatsysteem (tussen luchtmassasensor en inlaatkanalen)
• Geen verstopping van luchtinlaatsysteem
• Afdichting van het inlaatspruitstuk
• Luchtkanaal luchtmengsysteem (verstopping of lekkage)
• Bedrading van ontsteking
• Plaatsing luchtmassasensor
• Brandstofkwaliteit: juiste octaangetal, vervuiling, winter-/zomerbrandstof
• Elektrische aansluitingen
• Werking van de smoorklep
Zijn alle punten in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer waar nodig.
Herhaal stap 9.
|
||
10
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Vraag storingscodes continugeheugen, KOEO en KOER op.
Lees storingscodes in het permanente geheugen en storingscodes met betrekking tot CONTACT IN STAND ON, MOTOR UIT en CONTACT IN STAND ON, MOTOR DRAAIT uit wanneer de motor afslaat.
Worden er storingscodes weergegeven?
|
Ja
|
Er wordt een storingscode weergegeven:
Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
Communicatiefoutmelding:
Controleer het volgende:
• Onderbreking tussen het hoofdrelais en PCM-aansluiting 5AC of 5AF
• Onderbreking in het massacircuit van het hoofdrelais
• Hoofdrelais blijft hangen (open)
• Onderbreking of slechte massa (PCM-aansluiting 4A, 4J, 5T, 5D, 5O of 5R)
• Slechte verbinding met de voertuigmassa
|
Nee
|
Geen storingscode aangegeven:
Ga naar de volgende stap.
|
||
11
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Selecteer de PID APP.
Start de motor met het gaspedaal los.
Geeft de PID APP aan dat het gaspedaal vrij is?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het volgende:
• Gaspedaalsensor
• Bedrading en stekkers tussen PCM en gaspedaalsensor
|
||
12
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Selecteer de PID TR_REL.
Start de motor met het gaspedaal los.
Geeft de PID TP_REL een gesloten smoorklep aan?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het volgende:
• Smoorklepsensor
• Bedrading en stekkers tussen PCM en smoorklephuis
|
||
13
|
Selecteer de PID ECT.
Geeft de PID ECT de juiste koelvloeistoftemperatuur aan?
(Zie CONTROLE PCM)
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het volgende:
• Thermosensor koelvloeistof
• Onderbreking of kortsluiting tussen thermosensor koelvloeistof en PCM-aansluiting 2K of 1U
|
||
14
|
Probeer de motor te starten bij gedeeltelijk geopende smoorklep.
Draait de motor soepel bij gedeeltelijk geopende smoorklep?
|
Ja
|
Controleer de werking van het regelsysteem elektronisch gaspedaal.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
15
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Selecteer de PID RPM.
Geeft de PID RPM het motortoerental aan tijdens het starten van de motor?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het volgende:
• Onderbreking of kortsluiting in positiesensor excentrische as
• Onderbreking of kortsluiting tussen de positiesensor excentrische as en PCM-aansluiting 2U of 2X
• Onderbreking of kortsluiting in de bedrading van de positiesensor excentrische as
Ga naar de volgende stap als de positiesensor excentrische as en de bedrading in orde zijn.
|
||
16
|
Controleer de positiesensor excentrische as en de tanden van de rotor visueel.
Zijn de positiesensor excentrische as en de tanden van de rotor in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang de defecte onderdelen.
|
||
17
|
Controleer de bougiekabels op scheurtjes.
Zitten er scheurtjes in de bougiekabels?
|
Ja
|
Repareer de verdachte bougiekabels.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
18
|
Is er een krachtige blauwe vonk zichtbaar bij elke losgenomen bougiekabel wanneer de motor wordt gestart?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
Ga naar stap 26 als het probleem optreedt terwijl de airco ingeschakeld is.
|
Nee
|
Controleer het volgende:
• Onderbreking of kortsluiting in de bobine
• Onderbreking in bougiekabels
• Onderbreking tussen massa-aansluiting van stekker van bobine en massa
• Onderbreking tussen het contactslot en de bobine
• Onderbreking tussen aansluiting C bobine en PCM-aansluiting 2Z, 2AA, 2AC of 2AD
|
||
19
|
Controleer de bougies.
Is er een bougie nat, of bedekt met koolafzetting of een grijs/witte aanslag?
|
Ja
|
Een bougie is nat of bedekt met koolafzetting:
Controleer het inspuitventiel op brandstoflekkage.
Grijs/witte aanslag op één bougie:
Controleer het inspuitventiel (FP1) (RP1) op verstopping.
|
Nee
|
Plaats de bougies op de oorspronkelijke posities.
Ga naar de volgende stap.
|
||
20
|
Controleer de snelheidsregeling van de brandstofpomp.
Is de snelheidsregeling van de brandstofpomp in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de snelheidsregeling van de brandstofpomp.
|
||
21
|
Plaats de brandstofdrukmeter op de snelkoppeling van de brandstofleiding.
Leg aansluiting F/P van de controlestekker met een servicedraadje aan een massapunt van de carrosserie.
Zet het contact in stand ON.
Is de druk in de brandstofleiding correct als het contact in stand ON staat?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
0 of te laag:
Controleer het relais en circuit van de brandstofpomp.
Controleer de weerstand van de brandstofpomp.
Controleer de brandstofleidingen op verstopping.
Vervang de brandstofpomp als dit in orde is.
Hoog:
Vervang de brandstofpomp.
|
||
22
|
Controleer de O-ring van de inspuitventielen en de brandstofleidingen visueel op brandstoflekkage. Repareer waar nodig.
Wordt de druk in de brandstofleiding gehandhaafd nadat het contact in stand LOCK wordt gezet?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het inspuitventiel.
(Zie CONTROLE INSPUITVENTIELEN.)
Vervang de brandstofpomp als het inspuitventiel in orde is.
|
||
23
|
Sluit een manometer aan op de aircoleidingen aan lage- en hogedrukzijde.
Zet de airconditioning aan en meet de druk aan lage- en hogedrukzijde.
Voldoet de druk aan de specificaties?
(Zie CONTROLE DRUK KOUDEMIDDEL.)
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Als de airconditioning altijd ingeschakeld is, ga dan naar storingzoekschema nr. 24: 'Airconditioning altijd aan en/of aircocompressor draait continu'.
Controleer het volgende voor andere symptomen:
• Hoeveelheid koudemiddel in het systeem
• Werking van de condensorventilator
|
||
24
|
Neem de vacuümslang tussen de magneetklep dampafvoer en het inlaatspruitstuk bij de snelkoppeling los.
Dicht het open uiteinde van de vacuümslang af met een plug.
Start de motor.
Is het afslaan van de motor nu verholpen?
|
Ja
|
Controleer of de magneetklep dampafvoer in geopende stand blijft hangen.
Controleer de emissieregeling brandstofdampen.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
25
|
Voer de controle van de afsluitklep secundaire luchtinjectie uit.
Werkt de afsluitklep secundaire luchtinjectie correct?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang de defecte onderdelen afhankelijk van de resultaten van de controle van de werking van de afsluitklep secundaire luchtinjectie.
|
||
26
|
Controleer de werking van de extra luchtklep.
Is de regeling van de extra luchtklep in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de werking van de extra luchtklep.
|
||
27
|
Is er luchtlekkage van het luchtinlaatsysteem voel- of hoorbaar als het motortoerental verhoogd wordt?
|
Ja
|
Repareer of vervang de defecte onderdelen.
|
Nee
|
Controleer de compressie.
(Zie CONTROLE COMPRESSIE)
|
||
28
|
Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
Is er lucht en/of een verstopping in de olieleiding?
|
Ja
|
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
29
|
Controleer de werking van de inspuitventielen.
Werken de inspuitventielen goed?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel, afhankelijk van de resultaten van de controle.
|
||
30
|
Controleer de inspuitventielen op het volgende:
(Zie CONTROLE INSPUITVENTIELEN.)
• Lekkage
• Verstopping
• Inspuithoeveelheid
Zijn de inspuitventielen in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang het verdachte inspuitventiel.
|
||
31
|
Controleer de compressie.
(Zie CONTROLE COMPRESSIE)
In orde?
|
Ja
|
Controleer het volgende:
• Uitlaatsysteem (verstopping)
• Toestand Motorolie (viscositeit, hoeveelheid, verouderd)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
32
|
Controleer de regeling van de oliedoseerpomp.
Is de regeling van de oliedoseerpomp in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
33
|
Controleer de motorolie.
Heeft de motorolie een lage viscositeit en/of is er een brandstofgeur?
|
Ja
|
Ververs de motorolie.
Controleer de thermosensor koelvloeistof en de bijbehorende bedrading.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
34
|
Controleer de oliedruk.
(Zie CONTROLE OLIEDRUK.)
Voldoet de oliedruk aan de specificatie?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
35
|
Zet het contact in stand LOCK.
Neem de snelkoppeling van de brandstofleiding los en sluit een brandstofdrukmeter aan op de brandstofleiding.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Meet de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental.
Is de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental correct?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang de brandstofpomp.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
36
|
Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
Is er lucht en/of een verstopping in de olieleiding?
|
Ja
|
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
Nee
|
Reviseer of vervang de motor.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
37
|
Controleer de testresultaten.
• Als alles in orde is, ga dan terug naar de storingzoektabel om de overige problemen op te lossen.
• Raadpleeg de desbetreffende service-informatie en repareer of stel diagnose als het probleem blijft bestaan.
|