13
|
KLOPPEN/PINGELEN - ACCELEREREN/CONSTANTE SNELHEID
|
---|---|
BESCHRIJVING |
Het geluid dat ontstaat wanneer het lucht/brandstofmengsel ontstoken wordt door iets anders dan de bougie (bijvoorbeeld een hot spot in de verbrandingskamer).
|
MOGELIJKE OORZAAK |
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem
• Slechte kwaliteit brandstof
• Onjuiste brandstofdruk
• Drukregelaar (in brandstofpomp) defect
• Brandstofpomprelais zit vast in gesloten stand
• Inspuitventiel defect (verstopping, te kleine inspuithoeveelheid)
• Onjuist signaal van positiesensor excentrische as
• Onjuiste regeling ontstekingstijdstip (signalen thermosensor koelvloeistof, thermosensor inlaatlucht, luchtmassasensor en pingelsensor naar PCM)
• Onjuiste warmtegraad bougie
• Onjuiste werking omloopklep excentrische as
• Motor wordt te heet door defect aan koelsysteem
• Overmatige koolaanslag in verbrandingskamer
• Onjuiste compressie
In het storingzoekschema zijn controle- en reparatieprocedures aangegeven voor het brandstofsysteem. Lees de volgende waarschuwingen alvorens werkzaamheden aan het brandstofsysteem uit te voeren:
|
Diagnoseprocedure
STAP
|
CONTROLE
|
RESULTATEN
|
ACTIE
|
---|---|---|---|
1
|
Controleer op valse lucht bij de aansluiting van de luchtmassasensor op het inlaatkanaal.
Is er ergens valse lucht?
|
Ja
|
Repareer de lekkage in het luchtinlaatsysteem of vervang de aansluiting.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
2
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Selecteer de PID ECT.
Wacht tot de PID ECT lager dan 116°C {241°F} is tijdens het rijden.
Is de PID ECT lager dan de specificatie?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het koelsysteem i.v.m. de oververhitting
|
||
3
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Selecteer de PID's IAT, MAF en SPARKADV.
Controleer iedere PID.
(Zie CONTROLE PCM)
Zijn de PID's in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
PID IAT: Controleer de thermosensor inlaatlucht. PID MAF: Controleer de luchtmassasensor.
(Zie CONTROLE MAF-SENSOR.)
PID SPARKADV: Controleer de positiesensor excentrische as en de pingelsensor.
(Zie CONTROLE PINGELSENSOR)
|
||
4
|
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Vraag storingscodes continugeheugen, KOEO en KOER op.
Worden er storingscodes weergegeven?
|
Ja
|
Er wordt een storingscode weergegeven:
Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
|
Nee
|
Geen storingscode aangegeven:
Ga naar de volgende stap.
|
||
5
|
Controleer de snelheidsregeling van de brandstofpomp.
Is de snelheidsregeling van de brandstofpomp in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de snelheidsregeling van de brandstofpomp.
|
||
6
|
Is er een krachtige blauwe vonk zichtbaar bij elke losgenomen bougiekabel wanneer de motor wordt gestart?
|
Ja
|
Controleer het volgende:
• Bougies defect
• Warmtegraad bougies
• Rotor op excentrische as beschadigd
• Onderbreking of kortsluiting in de positiesensor excentrische as
• Onderbreking of kortsluiting tussen de positiesensor excentrische as en PCM-aansluiting 2U of 2X
Ga naar de volgende stap indien in orde.
|
Nee
|
Controleer het volgende:
• Bougiekabels
• Bobines of stekkers
|
||
7
|
Controleer de pingelsensor.
(Zie CONTROLE PINGELSENSOR)
Is de pingelsensor in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang de pingelsensor.
|
||
8
|
Controleer de compressie.
(Zie CONTROLE COMPRESSIE)
In orde?
|
Ja
|
Ga naar stap 14.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
9
|
Controleer de regeling van de oliedoseerpomp.
Is de regeling van de oliedoseerpomp in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
10
|
Controleer de motorolie.
Heeft de motorolie een lage viscositeit en/of is er een brandstofgeur?
|
Ja
|
Ververs de motorolie.
Controleer de thermosensor koelvloeistof en de bijbehorende bedrading.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
11
|
Controleer de oliedruk.
(Zie CONTROLE OLIEDRUK.)
Voldoet de oliedruk aan de specificatie?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
12
|
Zet het contact in stand LOCK.
Neem de snelkoppeling van de brandstofleiding los en sluit een brandstofdrukmeter aan op de brandstofleiding.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Meet de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental.
Is de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental correct?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang de brandstofpomp.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
13
|
Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
Is er lucht en/of een verstopping in de olieleiding?
|
Ja
|
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
Nee
|
Reviseer of vervang de motor.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
||
14
|
Plaats de brandstofdrukmeter op de snelkoppeling van de brandstofleiding.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Meet de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental.
Is de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental correct?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
0 of te laag:
Controleer de brandstofleidingen op verstopping.
Vervang de brandstofpomp als dit in orde is.
Hoog:
Vervang de brandstofpomp.
|
||
15
|
Controleer de inspuitventielen op het volgende:
• Verstopping
• Inspuithoeveelheid
(Zie CONTROLE INSPUITVENTIELEN.)
Zijn de inspuitventielen in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang het inspuitventiel.
|
||
16
|
Controleer het ontstekingstijdstip.
(Zie Controle ontstekingstijdstip.)
Is het ontstekingstijdstip correct?
|
Ja
|
Controleer de werking van de omloopklep van de excentrische as.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
|
Nee
|
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van het ontstekingstijdstip.
|
||
17
|
Controleer de testresultaten.
• Als alles in orde is, ga dan terug naar de storingzoektabel om de overige problemen op te lossen.
• Raadpleeg de desbetreffende service-informatie en repareer of stel diagnose als het probleem blijft bestaan.
|