NR. 8: MOTOR DRAAIT RAUW/DRAAIT ONREGELMATIG STATIONAIR


BHE010300103W10

8

MOTOR DRAAIT RAUW/ONREGELMATIG STATIONAIR

BESCHRIJVING

• Het motortoerental fluctueert tussen het voorgeschreven stationair toerental en een lager toerental, en de motor schudt overmatig.
• Het stationair toerental is te laag en de motor schudt overmatig.

MOGELIJKE OORZAAK

• Vacuümlekkage
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem (tussen luchtmassasensor en inlaatkanalen)
• Verstopping van het luchtfilter
• Onjuiste plaatsing luchtfilter
• Onjuiste werking regelsysteem elektronisch gaspedaal (abnormale signalen van gaspedaalsensor en smoorklepsensor, en abnormaal belastingssignaal naar PCM)
• Afsluitklep secundaire luchtinjectie zit vast in geopende stand
• Afsluitklep secundaire luchtinjectie defect (zit vast in geopende stand)
• Extra luchtklep zit vast in geopende stand*
• Motor extra luchtklep defect*
• Positiesensor extra luchtklep defect*
• Koolafzetting of verontreinigingen op primair inlaatkanaal
• Slechte kwaliteit brandstof
• Onjuiste brandstofdruk
• Drukregelaar (in brandstofpomp) defect
• Brandstofpomp mechanisch defect
• Storing of verstopping in brandstofleiding
• Brandstoflekkage van inspuitventiel
• Inspuitventiel (FP1) (RP1) defect (lek, verstopt, onjuiste inspuithoeveelheid)
• Luchtmengsysteem defect (verstopping of lekkage in luchtkanaal)
• Uitlaatsysteem verstopt.
• Onjuiste werking secundaire luchtinjectie
• Magneetklep dampafvoer defect (zit vast in geopende stand)
• Onjuiste regeling inspuitventielen (abnormale signalen van luchtmassasensor, themosensor koelvloeistof en thermosensor inlaatlucht naar PCM)
• Onjuist signaal van positiesensor excentrische as
• Beschadigde of onjuist geplaatste rotor positiesensor excentrische as
• Losgeraakte stekkers
• Onjuist belastingssignaal wordt niet naar de PCM gestuurd
• Oververhitting van motor
• Compressie laag
- Defect in motor
- Abnormale toestand Motorolie (viscositeit, hoeveelheid, of verouderd)
- Lage oliedruk
- Brandstofdruk overmatig hoog
- Lucht in olieleiding
- Oliedoseerpomp defect
Lekkage of verstopping in olieleiding
Lekkage of verstopping in oliesproeier
• Overmatige mechanische verliezen motor
• Onjuiste werking oliedoseerpomp (in failsafe-stand)
• Airco werkt niet goed
• Bougiekabels slaan door
• Bougie defect
• Onjuiste warmtegraad bougie
• Bobine defect
• Onjuist ontstekingstijdstip.
Waarschuwing

In het storingzoekschema zijn controle- en reparatieprocedures aangegeven voor het brandstofsysteem. Lees de volgende waarschuwingen alvorens werkzaamheden aan het brandstofsysteem uit te voeren:

• Brandstofdamp is gevaarlijk. Het ontbrandt gemakkelijk, waardoor ernstig letsel kan ontstaan. Houd vonken en open vuur altijd ver verwijderd van brandstof.
• Morsen en lekken van brandstof is gevaarlijk. De brandstof kan ontbranden waardoor ernstige verwondingen en schade kunnen ontstaan. Brandstof kan tevens huid en ogen irriteren. Voer om dit te voorkomen altijd eerst 'PROCEDURE VÓÓR REPARATIE" en "PROCEDURE NA REPARATIE" uit zoals beschreven in dit handboek.
(Zie PROCEDURE VOOR REPARATIE.)
(Zie PROCEDURE NA REPARATIE.)
Opmerking
• Het losnemen/aansluiten van de snelkoppeling zonder deze te reinigen, kan schade veroorzaken aan de brandstofleiding en snelkoppeling. Reinig daarom altijd de snelkoppeling en omgeving voor het losnemen/aansluiten, overtuig u ervan dat er geen vuil meer aanwezig is.

Diagnoseprocedure

STAP

CONTROLE

RESULTATEN

ACTIE

1
Pingelt/klopt de motor?
Ja
Ga naar storingzoekschema nr. 13: "Kloppen/pingelen - accelereren/constante snelheid".
Nee
Ga naar de volgende stap.
2
Controleer het volgende:
• Onderbreking van de brandstoftoevoer door externe oorzaken (zoals veiligheidsschakelaar, alarminstallatie).
• Brandstofkwaliteit (juist octaangetal, vervuiling, winter-/zomerbrandstof)
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem
• Luchtfilter (verstopt, onjuist geplaatst)
• Verstopping in luchtinlaatsysteem (tussen luchtmassasensor en inlaatkanalen)
• Afdichting van het inlaatspruitstuk
• Plaatsing luchtmassasensor
• Bedrading van ontsteking
• Elektrische aansluitingen
• Zekeringen
• Werking van de smoorklep
Zijn alle punten in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer waar nodig.
Herhaal stap 2.
3
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Vraag storingscodes continugeheugen, KOEO en KOER op.
Worden er storingscodes weergegeven?
Ja

Er wordt een storingscode weergegeven:

Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
Nee

Geen storingscode aangegeven:

Ga naar de volgende stap.
4
Is de motor oververhit?
Ja
Ga naar storingzoekschema nr. 17: 'Problemen koelsysteem - oververhitting'.
Nee
Ga naar de volgende stap.
5
Aanwijzing
• De volgende test is voor het geval dat de motor onregelmatig stationair draait terwijl de airco is ingeschakeld. Ga naar de volgende stap als er een ander probleem aanwezig is.
Sluit een manometer aan op de aircoleidingen aan lage- en hogedrukzijde.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Zet de aircoschakelaar AAN.
Meet de druk aan lage- en hogedrukzijde.
Voldoen de drukken aan de specificaties?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Als de airconditioning altijd ingeschakeld is, ga dan naar storingzoekschema nr. 24: 'Airconditioning altijd aan en/of aircocompressor draait continu'.
Controleer het volgende voor andere symptomen:
• Hoeveelheid koudemiddel in het systeem
• Werking koelventilatoren
6
Aanwijzing
• De volgende test is voor het geval dat de motor onregelmatig stationair draait terwijl de stuurbekrachtiging werkt. Ga naar de volgende stap als er een ander probleem aanwezig is.
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Zet het contact in stand ON (motor uit).
Lees de in de EPS-module opgeslagen storingscodes uit, indien aanwezig.
Worden er storingscodes weergegeven?
Ja

Er wordt een storingscode weergegeven:

Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
Nee

Geen storingscode aangegeven:

Ga naar de volgende stap.
7
Controleer de positiesensor excentrische as en de tanden van de rotor visueel.
Zijn de positiesensor excentrische as en de tanden van de rotor in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Vervang de defecte onderdelen.
8
Waarschuwing
• De hoge spanningen in het ontstekingssysteem kunnen elektrische schokken veroorzaken die resulteren in ernstige verwondingen. Vermijd rechtstreeks contact met de carrosserie tijdens de rotorbalanstest.
• Hoge spanningen hebben een negatieve invloed op de werking van het motorregelsysteem. Leg de bougiekabels aan massa en uit de buurt van sensoren en de bedrading om schade te voorkomen.
Opmerking
• De rotorbalanstest kan leiden tot oververhitting, en schade aan de katalysator veroorzaken.
Voer de rotorbalanstest uit.
Daalt het motortoerental bij elke rotor even snel?
Ja
Ga naar stap 13.
Nee
Ga naar de volgende stap.
9
Controleer de bougiekabels van de rotor waarbij het motortoerental in stap 8 niet daalde als gevolg van scheurtjes.
Zitten er scheurtjes in de bougiekabels?
Ja
Repareer de verdachte bougiekabels.
Nee
Ga naar de volgende stap.
10
Is er tijdens het starten een krachtige blauwe vonk zichtbaar bij alle losgenomen bougiekabels voor de rotor waarbij het motortoerental niet daalt bij stap 8?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Controleer het volgende:
• Onderbreking of kortsluiting in de bobine
• Onderbreking in bougiekabels
• Onderbreking tussen massa-aansluiting van stekker van bobine en massa
• Onderbreking tussen het contactslot en de bobine
• Onderbreking tussen aansluiting C bobines en PCM-aansluiting 2Z, 2AA, 2AC of 2AD
11
Controleer de bougies van de rotor waarbij het motortoerental in stap 8 niet daalde.
Is er een bougie nat, of bedekt met koolafzetting of een grijs/witte aanslag?
Ja

Een bougie is nat of bedekt met koolafzetting:

Controleer het inspuitventiel op brandstoflekkage.

Grijs/witte aanslag op één bougie:

Controleer het inspuitventiel (FP1) (RP1) op verstopping.
Nee
Ga naar de volgende stap.
12
Controleer de werking van het regelsysteem elektronisch gaspedaal.
Werkt het regelsysteem elektronisch gaspedaal goed?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel, afhankelijk van de resultaten van de controle van het regelsysteem elektronisch gaspedaal.
13
Controleer de bougiekabels op scheurtjes.
Zitten er scheurtjes in de bougiekabels?
Ja
Repareer de verdachte bougiekabels.
Nee
Ga naar de volgende stap.
14
Is er een krachtige blauwe vonk zichtbaar bij elke losgenomen bougiekabel wanneer de motor wordt gestart?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Controleer het volgende:
• Onderbreking of kortsluiting in de bobine
• Onderbreking in bougiekabels
• Onderbreking tussen massa-aansluiting van stekker van bobine en massa
• Onderbreking tussen het contactslot en de bobine
• Onderbreking tussen aansluiting C bobines en PCM-aansluiting 2Z, 2AA, 2AC of 2AD
15
Controleer de bougies.
Is er een bougie nat, of bedekt met koolafzetting of een grijs/witte aanslag?
Ja

Een bougie is nat of bedekt met koolafzetting:

Controleer het inspuitventiel op brandstoflekkage.

Grijs/witte aanslag op één bougie:

Controleer het inspuitventiel (FP1) (RP1) op verstopping.
Nee
Plaats de bougies op de oorspronkelijke posities.
Ga naar de volgende stap.
16
Voer de controle van de afsluitklep secundaire luchtinjectie uit.
Werkt de afsluitklep secundaire luchtinjectie correct?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen afhankelijk van de resultaten van de controle van de werking van de afsluitklep secundaire luchtinjectie.
17
Aanwijzing
• De volgende test is voor 13B-MSP (hoog vermogen). Ga naar de volgende stap voor 13B-MSP (standaard vermogen)
Controleer de werking van de extra luchtklep.
Is de regeling van de extra luchtklep in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de werking van de extra luchtklep.
18
Plaats de brandstofdrukmeter op de snelkoppeling van de brandstofleiding.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Meet de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental.
Is de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental correct?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee

0 of te laag:

Controleer de brandstofleidingen op verstopping.
Vervang de brandstofpomp als dit in orde is.

Hoog:

Vervang de brandstofpomp.
19
Controleer het inspuitventiel, de O-ring van het inspuitventiel en de brandstofleiding visueel op brandstoflekkage.
Repareer waar nodig.
Wordt de druk in de brandstofleidingen gehandhaafd nadat het contact in stand LOCK wordt gezet?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Controleer het inspuitventiel.
Vervang de brandstofpomp als het inspuitventiel in orde is.
20
Selecteer de PID ECT.
Geeft de PID ECT de juiste koelvloeistoftemperatuur aan?
(Zie CONTROLE PCM)
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Controleer het volgende:
• Thermosensor koelvloeistof
• Onderbreking of kortsluiting tussen thermosensor koelvloeistof en PCM-aansluiting 2K of 1U
21
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Selecteer de PID O2S11.
Is de PID O2S11 normaal?

• RIJK wordt aangegeven als het gaspedaal plotseling wordt ingetrapt: rijk mengsel

• ARM wordt aangegeven tijdens brandstofafsluiting: arm mengsel

Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Controleer en repareer of vervang de voorste lambdasensor, de bedrading, de stekker of de aansluiting en ga naar de volgende stap.
22
Controleer de onderdelen van het uitlaatsysteem visueel.
Is er een onderdeel van het uitlaatsysteem vervormd?
Ja
Vervang het defecte onderdeel.
Nee
Controleer de compressie.
23
Controleer de regeling van de oliedoseerpomp.
Is de regeling van de oliedoseerpomp in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
24
Controleer de werking van het inspuitventiel (FP1) (RP1).
Werken het inspuitventiel (FP1) (RP1) goed?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de werking van het inspuitventiel (FP1) (RP1).
25
Controleer het inspuitventiel (FP1) (RP1) op het volgende:
• Lekkage
• Verstopping
• Inspuithoeveelheid
Is de werking van het inspuitventiel (FP1) (RP1) normaal?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Vervang het inspuitventiel (FP1) (RP1).
26
Controleer de secundaire luchtinjectie.
Werkt de secundaire luchtinjectie correct?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle.
27
Controleer de compressie.
In orde?
Ja
Ga naar stap 33.
Nee
Ga naar de volgende stap.
28
Controleer de regeling van de oliedoseerpomp.
Is de regeling van de oliedoseerpomp in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
29
Controleer de motorolie.
Heeft de motorolie een lage viscositeit en/of is er een brandstofgeur?
Ja
Ververs de motorolie.
Controleer de thermosensor koelvloeistof en de bijbehorende bedrading.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
Nee
Ga naar de volgende stap.
30
Controleer de oliedruk.
Voldoet de oliedruk aan de specificatie?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
31
Zet het contact in stand LOCK.
Neem de snelkoppeling van de brandstofleiding los en sluit een brandstofdrukmeter aan op de brandstofleiding.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Meet de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental.
Is de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental correct?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Vervang de brandstofpomp.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
32
Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
Is er lucht en/of een verstopping in de olieleiding?
Ja
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
Nee
Reviseer of vervang de motor.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
33
Neem de vacuümslang tussen de magneetklep dampafvoer en het inlaatspruitstuk bij de snelkoppeling los.
Dicht het open uiteinde van de vacuümslang af met een plug.
Start de motor.
Verbetert de toestand van de motor?
Ja
Controleer of de magneetklep dampafvoer mechanisch in stand open vastzit.
Controleer de emissieregeling brandstofdampen.
Nee
Controleer het volgende:
• Luchtmengsysteem (verstopping of lekkage)
• Primair inlaatkanaal (koolafzetting of verontreiniging)
• De rotor van de positiesensor excentrische as (beschadiging, onjuiste plaatsing)
34
Controleer de testresultaten.
• Als alles in orde is, ga dan terug naar de storingzoektabel om de overige problemen op te lossen.
• Raadpleeg de desbetreffende service-informatie en repareer of stel diagnose als het probleem blijft bestaan.

* :
13B-MSP (Hoog vermogen)