Diagnoseprocedure
STAP
|
CONTROLE
|
ACTIE
|
|
---|---|---|---|
1
|
CONTROLEER OF FREEZE-FRAME GEGEVENS ZIJN OPGESLAGEN
• Zijn er FREEZE-FRAME GEGEVENS opgeslagen?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Sla de FREEZE-FRAME GEGEVENS op de werkorder op en ga naar de volgende stap.
|
||
2
|
CONTROLEER OF ER GERELATEERDE REPARATIE-INFORMATIE BESCHIKBAAR IS
• Controleer of er verwante onderhoudsinformatie beschikbaar is.
• Is er service-informatie over dit onderwerp?
|
Ja
|
Voer de reparatie of het storingzoeken uit overeenkomstig de desbetreffende service-informatie.
• Ga naar de volgende stap als de storing nog niet verholpen is.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
3
|
CONTROLEER TIJDELIJKE STORINGSCODE OF OPGESLAGEN STORINGSCODE
• Zet het contact eerst in stand LOCK en vervolgens in stand ON (motor uit).
• Controleer de tijdelijke storingscode of de opgeslagen storingscodes.
• Is storingscode P0171 ook aanwezig?
|
Ja
|
Ga naar de controleprocedure voor storingscode P0171.
(Zie STORINGSCODE P0171)
|
Nee
|
Ga naar stap 10 als er een storingscode voor overslaan wordt weergegeven of problemen met betrekking tot de rijomstandigheden zijn.
Ga naar de volgende stap als er geen storingscode voor overslaan wordt weergegeven en er geen problemen met betrekking tot de rijomstandigheden zijn.
|
||
4
|
STEL STORINGSCODE VAST VOOR FREEZE-FRAME GEGEVENS
• Is storingscode P2096 in de FREEZE-FRAME GEGEVENS?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar de controleprocedure van de FREEZE-FRAME GEGEVENS.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
|
||
5
|
CONTROLEER HUIDIG INGANGSSIGNAAL VAN ACHTERSTE LAMBDASENSOR
• Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
• Start de motor en laat deze op temperatuur komen.
• Selecteer de PID O2S12.
• Controleer de PID O2S12 onder de volgende omstandigheden van het gaspedaal (in stand P of N).
• Is de PID normaal?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer visueel of er lekkage is tussen de driewegkatalysator en de achterste lambdasensor.
• Vervang de achterste lambdasensor als er geen lekkage is.
Ga dan naar stap 24.
|
||
6
|
CONTROLEER ACTUELE STATUS INGANGSSIGNAAL
• Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
• Selecteer de volgende PID's.
(Zie CONTROLE PCM)
• Zijn de PID's in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het defecte onderdeel aan de hand van de resultaten van de controle.
Ga dan naar stap 24.
|
||
7
|
CONTROLEER HUIDIG INGANGSSIGNAAL ONDER DE IN DE FREEZE-FRAME GEGEVENS OPGESLAGEN OMSTANDIGHEDEN
• Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
• Controleer de volgende PID's onder de in de freeze-frame gegevens opgeslagen omstandigheden.
(Zie CONTROLE PCM)
• Zijn de PID's in orde?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer het defecte onderdeel aan de hand van de resultaten van de controle.
Ga dan naar stap 24.
|
||
8
|
CONTROLEER WERKING SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE
• Controleer de secundaire luchtinjectie.
• Werkt de secundaire luchtinjectie correct?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel, afhankelijk van de resultaten van de controle.
Ga dan naar stap 24.
|
||
9
|
CONTROLEER HUIDIG INGANGSSIGNAAL VAN VOORSTE VERWARMDE LAMBDASENSOR
• Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
• Start de motor en laat deze op temperatuur komen.
• Selecteer de PID O2S11.
• Controleer de PID O2S11 onder de volgende omstandigheden van het gaspedaal (in stand P of N).
• Is de PID normaal?
|
Ja
|
Controleer de volgende punten op valse lucht ten gevolge van scheurtjes, beschadigingen en loszittende onderdelen:
• Tussen het luchtfilter en het smoorklephuis
• Van smoorklephuis naar inlaatspruitstuk
• Vacuümslangen
Repareer of vervang het defecte onderdeel en ga naar stap 23.
|
Nee
|
Controleer visueel of er lekkage is tussen het uitlaatspruitstuk en de voorste verwarmde lambdasensor.
• Vervang de voorste lambdasensor als er geen lekkage optreedt.
Ga dan naar stap 24.
|
||
10
|
CONTROLEER HUIDIG INGANGSSIGNAAL VAN LUCHTMASSASENSOR
• Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
• Start de motor.
• Selecteer de PID MAF.
• Controleer of de PID MAF snel verandert bij het verhogen van het motortoerental.
• Is de PID normaal?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Vervang de luchtmassasensor/thermosensor inlaatlucht en ga dan naar stap 24.
|
||
11
|
CONTROLEER OP VALSE LUCHT IN LUCHTINLAATSYSTEEM
• Controleer visueel op loszittende, gescheurde of beschadigde slangen van het luchtinlaatsysteem.
• Is er een storing?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel en ga naar stap 24.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
12
|
CONTROLEER DRUK BRANDSTOFLEIDINGEN
• Controleer de druk in de brandstofleidingen.
• Is er een storing?
|
Ja
|
• Als de druk in de brandstofleiding te laag is, ga dan naar de volgende stap.
• Vervang de brandstofpomp als de druk in de brandstofleiding te hoog is en ga vervolgens naar stap 24.
|
Nee
|
Ga naar stap 14.
|
||
13
|
CONTROLEER BRANDSTOFSYSTEEM OP LEKKAGE
• Controleer visueel of er lekkage is in het brandstofsysteem.
• Is er brandstoflekkage?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel en ga naar stap 24.
|
Nee
|
Vervang de brandstofpomp en ga naar stap 24.
|
||
14
|
CONTROLEER WERKING BOBINE EN BOUGIEKABEL MET AFSTELLAMP
• Controleer met behulp van een afstellamp de vonk van elke bougie bij stationair toerental.
• Is er bij iedere bougie een vonk te zien?
|
Ja
|
Ga naar stap 18.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
15
|
CONTROLEER BOUGIEKABELS VAN BOUGIES WAARBIJ GEEN VONK OPTREEDT
• Controleer de bougiekabels.
(Zie CONTROLE BOUGIEKABELS.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang de defecte bougiekabels en ga naar stap 23.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
16
|
CONTROLEER VOEDINGSCIRCUIT BOBINE OP ONDERBREKING EN KORTSLUITING NAAR MASSA
• Zet het contact in stand ON (motor uit).
• Meet de spanning tussen aansluiting C (bedradingszijde) van de bobine en massa.
• Is de spanning accuspanning?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer de onderbreking of de kortsluiting naar massa, of vervang de bedrading en ga dan naar stap 24.
|
||
17
|
CONTROLEER BOBINE
• Controleer de bobine.
(Zie CONTROLE BOBINE.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang de bobine en ga naar stap 24.
(Zie Verwijderen/plaatsen bobine.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
18
|
CONTROLEER COMPRESSIE
• Controleer de compressie.
(Zie CONTROLE COMPRESSIE)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar stap 23.
|
||
19
|
CONTROLEER OLIEDOSEERPOMP
• Controleer de oliedoseerpomp.
(Zie CONTROLE OLIEDOSEERPOMP.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 24.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
20
|
CONTROLEER STAAT MOTOROLIE
• Controleer de staat van de motorolie.
• Is de staat van de motorolie normaal?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ververs de motorolie.
Controleer de thermosensor koelvloeistof en de bijbehorende bedrading.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 24.
|
||
21
|
CONTROLEER OLIEDRUK
• Controleer de oliedruk.
(Zie CONTROLE OLIEDRUK.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 24.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
22
|
CONTROLEER OLIEKANAAL
• Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
• Is er een storing?
|
Ja
|
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 25.
|
Nee
|
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 24.
|
||
23
|
CONTROLEER INSPUITVENTIEL
• Controleer het inspuitventiel.
(Zie CONTROLE INSPUITVENTIELEN.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang het inspuitventiel en ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
24
|
CONTROLEER OF STORINGZOEKPROCEDURE VOOR STORINGSCODE P2096 IS VOLTOOID
• Controleer of alle losgenomen stekkers weer aangesloten zijn.
• Wis de storingscodes uit het PCM-geheugen met behulp van het WDS of een vergelijkbare tester.
• Voer RIJPROGRAMMA 1 uit.
(Zie ZELFDIAGNOSE RIJPROGRAMMA.)
• Is er een TIJDELIJKE STORINGSCODE van dezelfde storingscode aanwezig?
|
Ja
|
Vervang de PCM en ga naar de volgende stap.
(Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN PCM.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
25
|
PROCEDURE CONTROLE NA REPARATIE
• Voer de 'PROCEDURE NA REPARATIE' uit.
(Zie PROCEDURE NA REPARATIE)
• Zijn er storingscodes aanwezig?
|
Ja
|
Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
|
Nee
|
Het storingzoeken is voltooid.
|