Diagnoseprocedure
STAP
|
CONTROLE
|
ACTIE
|
|
---|---|---|---|
1
|
CONTROLEER OF FREEZE-FRAME GEGEVENS ZIJN OPGESLAGEN
• Zijn er FREEZE-FRAME GEGEVENS opgeslagen?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Sla de FREEZE-FRAME GEGEVENS op de werkorder op en ga naar de volgende stap.
|
||
2
|
CONTROLEER OF ER GERELATEERDE REPARATIE-INFORMATIE BESCHIKBAAR IS
• Controleer of er verwante onderhoudsinformatie beschikbaar is.
• Is er service-informatie over dit onderwerp?
|
Ja
|
Voer de reparatie of het storingzoeken uit overeenkomstig de desbetreffende service-informatie.
• Ga naar de volgende stap als de storing nog niet verholpen is.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
3
|
CONTROLEER TIJDELIJKE STORINGSCODE OF OPGESLAGEN STORINGSCODE
• Zet het contact eerst in stand LOCK en vervolgens in stand ON (motor uit).
• Controleer de tijdelijke storingscode of de opgeslagen storingscodes.
• Is er een andere storingscode aanwezig?
|
Ja
|
Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
4
|
STEL STORINGSCODE VAST VOOR FREEZE-FRAME GEGEVENS
• Is storingscode P2271 in de FREEZE-FRAME GEGEVENS?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar de controleprocedure van de FREEZE-FRAME GEGEVENS.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
|
||
5
|
CONTROLEER HUIDIG INGANGSSIGNAAL VAN ACHTERSTE LAMBDASENSOR
• Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
• Start de motor en laat deze op temperatuur komen.
• Selecteer de PID O2S12.
• Controleer de PID O2S12 onder de volgende omstandigheden van het gaspedaal (in stand P of N).
• Is de PID normaal?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Controleer visueel of er lekkage is tussen de driewegkatalysator en de achterste lambdasensor.
• Vervang de achterste lambdasensor als er geen lekkage is.
Ga dan naar stap 21.
|
||
6
|
CONTROLEER MAGNEETKLEP DAMPAFVOER
• Controleer de magneetklep dampafvoer.
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang de magneetklep dampafvoer en ga dan naar stap 21.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
7
|
CONTROLEER WERKING SECUNDAIRE LUCHTINJECTIE
• Controleer de secundaire luchtinjectie.
• Werkt de secundaire luchtinjectie correct?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel, afhankelijk van de resultaten van de controle.
Ga vervolgens naar stap 21
|
||
8
|
CONTROLEER DRUK BRANDSTOFLEIDINGEN
• Controleer de druk in de brandstofleidingen.
• Is er een storing?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar stap 10.
|
||
9
|
CONTROLEER BRANDSTOFSYSTEEM OP LEKKAGE
• Controleer visueel of er lekkage is in het brandstofsysteem.
• Is er brandstoflekkage?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel en ga naar stap 21.
|
Nee
|
Vervang de brandstofpomp en ga naar stap 21.
|
||
10
|
CONTROLEER WERKING BOBINE EN BOUGIEKABEL MET AFSTELLAMP
• Controleer met behulp van een afstellamp de vonk van elke bougie bij stationair toerental.
• Is er bij iedere bougie een vonk te zien?
|
Ja
|
Ga naar stap 14.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
11
|
CONTROLEER BOUGIEKABELS VAN BOUGIES WAARBIJ GEEN VONK OPTREEDT
• Controleer de bougiekabels.
(Zie CONTROLE BOUGIEKABELS.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang de defecte bougiekabels en ga naar stap 24.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
12
|
CONTROLEER VOEDINGSCIRCUIT BOBINE OP ONDERBREKING EN KORTSLUITING NAAR MASSA
• Zet het contact in stand ON (motor uit).
• Meet de spanning tussen aansluiting C (bedradingszijde) van de bobine en massa.
• Is de spanning accuspanning?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Repareer de onderbreking of de kortsluiting naar massa, of vervang de bedrading en ga dan naar stap 21.
|
||
13
|
CONTROLEER BOBINE
• Controleer de bobine.
(Zie CONTROLE BOBINE.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang de bobine en ga naar stap 21.
(Zie Verwijderen/plaatsen bobine.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
14
|
CONTROLEER COMPRESSIE
• Controleer de compressie.
(Zie CONTROLE COMPRESSIE)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar stap 19.
|
||
15
|
CONTROLEER OLIEDOSEERPOMP
• Controleer de oliedoseerpomp.
(Zie CONTROLE OLIEDOSEERPOMP.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 21.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
16
|
CONTROLEER STAAT MOTOROLIE
• Controleer de staat van de motorolie.
• Is de staat van de motorolie normaal?
|
Ja
|
Ga naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ververs de motorolie.
Controleer de thermosensor koelvloeistof en de bijbehorende bedrading.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 21.
|
||
17
|
CONTROLEER OLIEDRUK
• Controleer de oliedruk.
(Zie CONTROLE OLIEDRUK.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 21.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
18
|
CONTROLEER OLIEKANAAL
• Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
• Is er een storing?
|
Ja
|
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 21.
|
Nee
|
Reviseer of vervang de motor.
Ga dan naar stap 21.
|
||
19
|
CONTROLEER INSPUITVENTIEL
• Controleer het inspuitventiel.
(Zie CONTROLE INSPUITVENTIELEN.)
• Is er een storing?
|
Ja
|
Vervang het inspuitventiel en ga naar stap 21.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
20
|
CONTROLEER KOELVLOEISTOFLEIDING OP LEKKAGE
• Controleer op koelvloeistoflekkage.
• Is er een storing?
|
Ja
|
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Ga dan naar de volgende stap.
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
21
|
CONTROLEER OF STORINGZOEKPROCEDURE VOOR STORINGSCODE P2271 IS VOLTOOID
• Controleer of alle losgenomen stekkers weer aangesloten zijn.
• Wis de storingscodes uit het PCM-geheugen met behulp van het WDS of een vergelijkbare tester.
• Voer RIJPROGRAMMA 1 en 3 uit.
(Zie ZELFDIAGNOSE RIJPROGRAMMA.)
• Is er een TIJDELIJKE STORINGSCODE van dezelfde storingscode aanwezig?
|
Ja
|
Vervang de PCM en ga naar de volgende stap.
(Zie VERWIJDEREN/PLAATSEN PCM.)
|
Nee
|
Ga naar de volgende stap.
|
||
22
|
PROCEDURE CONTROLE NA REPARATIE
• Voer de 'PROCEDURE NA REPARATIE' uit.
(Zie PROCEDURE NA REPARATIE)
• Zijn er storingscodes aanwezig?
|
Ja
|
Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
(Zie STORINGSCODETABEL.)
|
Nee
|
Het storingzoeken is voltooid.
|