NR. 10: LAAG STATIONAIR TOERENTAL/MOTOR SLAAT AF BIJ DECELERATIE


BHE010300103W12

10

LAAG STATIONAIR TOERENTAL/AFSLAAN TIJDENS DECELERATIE

BESCHRIJVING

• De motor slaat onverwachts af aan het begin van de deceleratie of net erna

MOGELIJKE OORZAAK

• Vacuümlekkage
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem (tussen luchtmassasensor en inlaatkanaal)
• Onjuiste werking regelsysteem elektronisch gaspedaal (abnormale signalen van gaspedaalsensor en smoorklepsensor naar PCM)
• Regelsysteem elektronisch gaspedaal werkt in failsafe-functie (abnormale signalen gaspedaal- en smoorklepsensor naar PCM)
• Smoorklephuis defect (verstopt, vast in gesloten stand)
• Brandstofdampafvoer defect
• Onjuiste werking brandstofafsluiting
• Onjuiste werking inspuitventiel
• Inspuitventiel defect (lek, verstopt, onjuiste inspuithoeveelheid)
• Onjuiste brandstofdruk
• Drukregelaar (in brandstofpomp) defect
• Brandstofpomp mechanisch defect
• Storing of verstopping in brandstofleiding
• Onjuiste plaatsing MAF-sensor
• Luchtmassasensor of bijbehorend circuit defect (abnormaal signaal naar PCM)
• Remlichtschakelaar of bijbehorend circuit defect (abnormaal signaal naar PCM)
• Neutraalstandschakelaar/schakelaar stand koppelingspedaal of bijbehorend circuit defect (abnormaal signaal naar PCM)
• Transmissiestandschakelaar of bijbehorend circuit defect (abnormaal signaal naar PCM)
• Compressie laag
- Defect in motor
- Abnormale toestand Motorolie (viscositeit, hoeveelheid, of verouderd)
- Lage oliedruk
- Brandstofdruk overmatig hoog
- Lucht in olieleiding
- Oliedoseerpomp defect
• Lekkage of verstopping in olieleiding
• Lekkage of verstopping in oliesproeier
• Magneetkoppeling airco defect
• Overslaan
• Onjuiste regeling lockup-koppeling (AT)
• Loszittende motorsteunen
Waarschuwing

In het storingzoekschema zijn controle- en reparatieprocedures aangegeven voor het brandstofsysteem. Lees de volgende waarschuwingen alvorens werkzaamheden aan het brandstofsysteem uit te voeren:

• Brandstofdamp is gevaarlijk. Het ontbrandt gemakkelijk, waardoor ernstig letsel kan ontstaan. Houd vonken en open vuur altijd ver verwijderd van brandstof.
• Morsen en lekken van brandstof is gevaarlijk. De brandstof kan ontbranden waardoor ernstige verwondingen en schade kunnen ontstaan. Brandstof kan tevens huid en ogen irriteren. Voer daarom altijd de "PROCEDURE VOOR REPARATIE' en de 'PROCEDURE NA REPARATIE' uit die in dit werkplaatshandboek zijn beschreven.
(Zie PROCEDURE VOOR REPARATIE.)
(Zie PROCEDURE NA REPARATIE.)
Opmerking
• Het losnemen/aansluiten van de snelkoppeling zonder deze te reinigen, kan schade veroorzaken aan de brandstofleiding en snelkoppeling. Reinig daarom altijd de snelkoppeling en omgeving voor het losnemen/aansluiten, overtuig u ervan dat er geen vuil meer aanwezig is.

Diagnoseprocedure

STAP

CONTROLE

RESULTATEN

ACTIE

1
Draait de motor onregelmatig stationair?
Ja
Ga naar storingzoekschema nr. 8: 'Motor draait rauw/onregelmatig stationair'.
Nee
Ga naar de volgende stap.
2
Zet de aircoschakelaar en de aanjagerschakelaar in de stand UIT.
Grijpt de magneetkoppeling van de aircocompressor aan?
Ja
Ga naar storingzoekschema nr. 24: "Airconditionig altijd aan en/of aircocompressor loopt continu'.
Nee
Ga naar de volgende stap.
3
Pingelt/klopt de motor?
Ja
Ga naar storingzoekschema nr. 13: "Kloppen/pingelen - accelereren/constante snelheid".
Nee
Ga naar de volgende stap.
4
Controleer het volgende:
• Vacuümslangen liggen goed en zijn niet beschadigd
• Valse lucht in luchtinlaatsysteem
• Plaatsing motorsteun (los)
Zijn alle punten in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer waar nodig.
Herhaal stap 4.
5
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Vraag storingscodes continugeheugen, KOEO en KOER op.
Worden er storingscodes weergegeven?
Ja

Er wordt een storingscode weergegeven:

Ga naar de desbetreffende controleprocedure.
Nee

Geen storingscode aangegeven:

Ga naar de volgende stap.
6
Controleer de werking van het regelsysteem elektronisch gaspedaal.
Werkt het regelsysteem elektronisch gaspedaal goed?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel, afhankelijk van de resultaten van de controle van het regelsysteem elektronisch gaspedaal.
7
Neem de vacuümslang tussen de magneetklep dampafvoer en het inlaatspruitstuk bij de snelkoppeling los.
Dicht het open uiteinde van de vacuümslang af met een plug.
Rijd met de auto.
Verbetert de toestand van de motor?
Ja
Controleer de emissieregeling brandstofdampen.
Nee
Ga naar de volgende stap.
8
Controleer de werking van de inspuitventielen.
Werken de inspuitventielen goed?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de inspuitventielen.
9
Sluit het WDS of een vergelijkbare tester aan op diagnosestekker 2.
Selecteer de PID's APP, TP_REL, MAF, VSS, BOO, CPP (MT), CPP/PNP (MT) and TR.
Maak een proefrit met de auto en controleer alle PID's.
(Zie CONTROLE PCM)
Zijn de PID's in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee

PID APP: Controleer de gaspedaalsensor.

PID TP_REL: Controleer de smoorklepsensor.

PID MAF: Controleer de luchtmassasensor.

PID VSS: Controleer dynamische stabiliteitsregeling.

PID BOO: Controleer de remlichtschakelaar.

PID CPP: Controleer de schakelaar stand koppelingspedaal (MT).

PID CPP/PNP: Controleer de neutraalstandschakelaar (MT).

PID TR: Controleer de transmissiestandschakelaar en de communicatieverbinding (PCM-TCM) (AT).

10
Zet het contact in stand LOCK.
Neem de snelkoppeling van de brandstofleiding los en sluit een brandstofdrukmeter aan op de brandstofleiding.
Controleer de druk in de brandstofleiding met draaiende motor.
Is de druk in de brandstofleiding normaal?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee

0 of te laag:

Controleer de brandstofleidingen op verstopping.
Vervang de brandstofpomp als dit in orde is.

Hoog:

Vervang de brandstofpomp.
11
Controleer de werking van de inspuitventielen.
Werken de inspuitventielen goed?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de werking van de inspuitventielen.
12
Controleer de inspuitventielen op het volgende:
• Lekkage
• Verstopping
• Inspuithoeveelheid
Zijn de inspuitventielen in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Vervang het verdachte inspuitventiel.
13
Controleer de compressie.
In orde?
Ja
Ga naar stap 19.
Nee
Ga naar de volgende stap.
14
Controleer de regeling van de oliedoseerpomp.
Is de regeling van de oliedoseerpomp in orde?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
15
Controleer de motorolie.
Heeft de motorolie een lage viscositeit en/of is er een brandstofgeur?
Ja
Ververs de motorolie.
Controleer de thermosensor koelvloeistof en de bijbehorende bedrading.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
Nee
Ga naar de volgende stap.
16
Controleer de oliedruk.
Voldoet de oliedruk aan de specificatie?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Repareer of vervang het defecte onderdeel afhankelijk van de resultaten van de controle.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
17
Zet het contact in stand LOCK.
Neem de snelkoppeling van de brandstofleiding los en sluit een brandstofdrukmeter aan op de brandstofleiding.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
Meet de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental.
Is de druk in de brandstofleiding bij stationair toerental correct?
Ja
Ga naar de volgende stap.
Nee
Vervang de brandstofpomp.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
18
Controleer de olieleiding tussen oliedoseerpomp en oliesproeier.
Is er lucht en/of een verstopping in de olieleiding?
Ja
Controleer op lekkages en/of verstoppingen in het oliekanaal naar de motor, en repareer deze.
Reviseer of vervang de motor als dit niet helpt.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
Nee
Reviseer of vervang de motor.
(Zie werkplaatshandboek motor.)
19
Aanwijzing
• De volgende test is voor uitvoeringen met automatische transmissie. Ga naar 'Ja' voor uitvoeringen met handgeschakelde transmissie.
Controleer de regeling van de lockup-koppeling.
(Zie PROEFRIT.)
Is de regeling van de lockup-koppeling in orde?
Ja
Controleer het volgende:
• Verstopping in luchtinlaatsysteem (tussen luchtmassasensor en inlaatkanalen)
• Plaatsen van luchtmassasensor
Nee
Repareer of vervang de defecte onderdelen, afhankelijk van de resultaten van de controle van de regeling van de lockup-koppeling.
20
Controleer de testresultaten.
• Als alles in orde is, ga dan terug naar de storingzoektabel om de overige problemen op te lossen.
• Raadpleeg de desbetreffende service-informatie en repareer of stel diagnose als het probleem blijft bestaan.